ECLI:NL:RBDHA:2024:19966
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van een Jemenitische minderjarige met vrees voor rekrutering en schending van artikel 3 EVRM
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 28 november 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Jemenitische minderjarige. Eiser, geboren in 2007, heeft een asielaanvraag ingediend na te zijn gevlucht uit Jemen, waar zijn vader, een rechter en politiek leider, het doelwit was van aanslagen. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat eiser geen reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat zijn eerdere blootstelling aan geweld en de situatie van zijn vader voldoende grond vormen voor zijn vrees bij terugkeer naar Jemen.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, omdat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser niet opnieuw te vrezen heeft voor schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank oordeelt dat de eerdere aanslagen op de vader van eiser en de context van de Jemenitische situatie niet voldoende zijn meegewogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser, gezien zijn minderjarigheid, extra bescherming behoeft en dat de minister niet adequaat heeft gereageerd op de specifieke omstandigheden van eiser. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt tevens een proceskostenvergoeding van € 1.750,- toegewezen.