Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], V-nummer: [nummer] eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1) Eisers identiteit, nationaliteit en herkomst
Uit het geloofwaardig geachte asielmotief van eiser volgt volgens de minister niet dat eiser een vluchteling is zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag. Niet is gebleken dat eiser een gegronde vrees heeft voor vervolging. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Jemen een reëel risico loopt op ernstige schade.
Is er sprake van willekeur en schending van het rechtszekerheidsbeginsel?5.1Eiser voert aan dat het landenbeleid van de minister op 24 april 2024 is aangepast en dat daarmee in Jemen geen artikel 15c-situatiemeer is voor iedereen die daar vandaan komt. Daarvoor was dit wel het geval. Eiser heeft zijn asielaanvraag op 7 maart 2023 ingediend en stelt dat zijn aanvraag getoetst had moeten worden aan het landenbeleid van vóór 24 april 2024. Reeds verleende vergunningen worden namelijk niet ingetrokken, zodat ook aan eiser een vergunning verleend had moeten worden. Er is daarmee sprake van willekeur en ook is het rechtszekerheidsbeginsel geschonden. Eiser verwijst in dat kader naar een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 12 juli 2024, waarin een uitzondering is gemaakt op de ex nunc-beoordeling.Wanneer de minister een landenbeleid aanpast, hoeft hij niet gelijk over te gaan tot het intrekken van vergunningen die op basis van het gunstigere beleid waren verleend. Enkel door de willekeur in het oppakken en beslissen van zaken is de aanvraag van eiser afgewezen. Als de aanvraag tijdig was ingewilligd dan was de vergunning van eiser niet ingetrokken. Ter onderbouwing van dit standpunt wijst eiser op de uitspraak van de Afdelingvan 16 augustus 2016.Uit het arrest A en S tegen Nederlandvan het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 april 2018 volgt dat het recht op gezinshereniging niet mag afhangen van hoe snel de autoriteiten beslissen, omdat ook dan sprake kan zijn van willekeur. Een vreemdeling die is binnengekomen en zijn asielaanvraag heeft gedaan als minderjarige, moet als minderjarige beschouwd blijven worden.5.2. Ter zitting heeft de minister verklaard dat hij begrijpt dat het voor eiser kan voelen alsof hij in zijn rechtszekerheid is geschaad en dat er in zekere mate sprake is van willekeur, in die zin dat eisers aanvraag na de aanpassing van het landenbeleid is behandeld. Omdat sprake is van een ex nunc-beoordeling moet echter worden uitgegaan van het recht zoals dat geldt op het moment van het nemen van het besluit. De rechtbank volgt de minister in dit standpunt en ziet geen aanleiding voor het oordeel dat van dit uitgangspunt moet worden afgeweken. De minister dient te toetsen of eiser ten tijde van het nemen van het besluit te vrezen heeft voor vluchtelingrechtelijke vervolging of dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade. Dat het landenbeleid ten aanzien van Jemen in het verleden anders was dan het huidige landenbeleid doet volgens de minister niet ter zake, ook al pakt het voor eiser anders uit dan voor mensen die tegelijkertijd een aanvraag hebben ingediend en waarop eerder is beslist. De rechtbank kan de minister hierin volgen en de werkwijze van de minister is naar het oordeel van de rechtbank juridisch juist. De minister stelt verder dat geen sprake is van een verkapte intrekking. Uit de uitspraak waar eiser naar verwijst volgt namelijk dat de vraag of een reeds verleende vergunning kan worden ingetrokken naar zijn aard een andere beoordeling vergt dan de vraag of een eerste aanvraag om verlening van een vergunning kan worden afgewezen. Bij een intrekking moet namelijk rekening worden gehouden met de omstandigheid dat iemand een reeds verworven recht zal verliezen. Dit rechtvaardigt volgens de minister dat reeds verleende vergunningen aan mensen met de Jemenitische nationaliteit niet worden ingetrokken, terwijl nieuwe asielaanvragen niet langer op dezelfde manier worden ingewilligd. Eisers stelling dat het rechtszekerheidsbeginsel is geschonden volgt de rechtbank om voorgaande redenen dan ook niet. De aanvraag van eiser is naar het oordeel van de rechtbank terecht beoordeeld conform het ten tijde van de besluitvorming geldende landenbeleid ten aanzien van Jemen.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie
op rechtspraak.nl.