ECLI:NL:RBDHA:2024:20259
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 6 september 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland volgens de minister verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 15 oktober 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Eiser heeft aangevoerd dat er in Duitsland systeemfouten zijn in de asielprocedure en dat hij daar geen eerlijke rechtsgang en effectieve rechtsmiddelen kan verwachten. De rechtbank stelt echter vast dat de minister in het algemeen mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat betekent dat hij ervan uit mag gaan dat de Duitse autoriteiten het Unierecht en de grondrechten respecteren. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij bij terugkeer naar Duitsland een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met zijn rechten.
De rechtbank concludeert dat de beroepsgrond van eiser niet slaagt. De rechtbank wijst erop dat de Procedurerichtlijn geen onvoorwaardelijk recht op gratis rechtsbijstand in asielprocedures voorschrijft en dat eiser niet heeft aangetoond dat hij in Duitsland geen toegang tot medische zorg zal hebben. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft en eiser kan worden overgedragen aan Duitsland. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.