In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eisers behandeld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag van 10 februari 2023 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen.
De rechtbank overweegt dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn om te beslissen op de aanvraag inmiddels was verstreken en heeft een nadere beslistermijn opgelegd. De minister heeft aangegeven dat de aanvraag inmiddels is toegewezen aan een behandelaar en verzoekt om een termijn van zestien weken voor het nemen van een besluit. De rechtbank acht het mogelijk dat de minister binnen twaalf weken na de uitspraak een besluit kan nemen.
De rechtbank legt de minister een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast stelt de rechtbank de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de relevante datum. De rechtbank veroordeelt de minister ook in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan door rechter M. Munsterman en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.