In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eisers tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van 12 oktober 2023 om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij een referent. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt, waarop partijen hebben ingestemd. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. De rechtbank overweegt dat volgens de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De minister moet binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen, maar heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken en dat eisers de minister rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. Het beroep is gegrond verklaard. De rechtbank legt de minister een termijn van 90 dagen op om alsnog een beslissing te nemen, met een uiterste datum van 30 juni 2025. Tevens wordt de minister een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken. De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50 en draagt de minister op het betaalde griffierecht aan eisers te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.