ECLI:NL:RBDHA:2024:20330

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
NL24.31855
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 6 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Minister van Asiel en Migratie. Eerder, op 24 januari 2024, had de rechtbank al geoordeeld dat de minister een beslistermijn van vier weken moest aanhouden, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, tot een maximum van € 7.500,-. Op 13 augustus 2024 hebben eisers opnieuw beroep ingesteld, omdat de minister niet tijdig een besluit had genomen op hun aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, en het onderzoek is gesloten zonder behandeling op een zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers recht hebben op vrijstelling van het griffierecht. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld met een besluit. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat een ingebrekestelling niet nodig is als de minister zich niet houdt aan de eerder opgelegde beslistermijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep gegrond is, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen. De rechtbank heeft de minister een nieuwe termijn van twaalf weken gegeven om alsnog een besluit te nemen, en heeft een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is de minister veroordeeld in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 437,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.31855

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer],

[naam], V-nummer: [nummer],
[naam], V-nummer: [nummer],
[naam], V-nummer: [nummer],
[naam], V-nummer: [nummer],
[naam], V-nummer: [nummer],
[naam], V-nummer: [nummer],
[naam], V-nummer: [nummer],

gezamenlijk: eisers,(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),

en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Overwegingen

1. In een eerdere procedure heeft deze rechtbank, bij uitspraak van 24 januari 2024 het beroep tegen het niet tijdig beslissen gegrond verklaard en daarbij aan de minister een beslistermijn van vier weken opgelegd. Daarbij is eveneens een dwangsom opgelegd van
€ 100,- voor elke dag dat de minister deze beslistermijn zou overschrijden, met een maximum van € 7.500,-.
2. Op 13 augustus 2024 hebben eisers opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis, van 19 januari 2023. In deze uitspraak beslist de rechtbank op dat beroep.
3. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt. Partijen
hebben hier mee ingestemd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten en het beroep dus niet heeft behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

4. Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet
aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eisers hoeven dus geen griffierecht te betalen
.
5. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing
van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
6. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat
een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend, zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken, nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
7. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 maart 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:673), volgt dat wanneer de wettelijke termijn voor het nemen van een besluit is verstreken, in beginsel een ingebrekestelling is vereist in het geval dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit (voor de eerste maal) beroep wordt ingesteld bij de bestuursrechter. Uit voornoemde uitspraak volgt ook dat wanneer de bestuursrechter een termijn heeft gesteld en het bestuursorgaan zich, in weerwil van het gezag van deze rechterlijke uitspraak, daaraan niet houdt, een nieuwe ingebrekestelling niet is vereist.
8. In de uitspraak van 24 januari 2024 van deze rechtbank, heeft de rechtbank aan de minister een beslistermijn van vier weken gegeven, waarbinnen de minister het besluit bekend had moeten maken. De minister heeft hieraan niet voldaan. Daarnaast was, op het moment van indienen van het beroep van 13 augustus 2024, de aan de uitspraak van
24 januari 2024 verbonden rechterlijke dwangsom van € 7.500,- inmiddels volledig verbeurd.
9. Het beroep is daarom gegrond.
10. De meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, heeft bij uitspraak van 16 augustus 2024 (ECLI:NL:RBDHA:2024:13031) geoordeeld dat bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn rekening moet worden gehouden met het in de gegeven omstandigheden noodzakelijk geachte ‘first in first out’ (hierna: fifo)-principe van de minister. Dit leidt ertoe dat de rechtbank in beginsel een termijn van 90 dagen oplegt, te rekenen vanaf het moment dat de aanvraag gelet op het fifo-principe ter hand wordt genomen. De minister heeft in haar verweerschrift aangegeven de aanvraag van eisers inmiddels aan een behandelaar te hebben toegewezen. Ook geeft de minister aan voornemens te zijn herstel verzuim te bieden en afhankelijk van de reactie op het herstel verzuim te kijken of nader onderzoek nodig is. Gelet hierop acht de rechtbank het niet onmogelijk dat de minister binnen twaalf weken een besluit op de aanvraag van eisers kan nemen.
11. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door de minister. Daarbij geldt een maximum van € 7.500,-.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen, de minister twaalf weken de tijd krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan de minister een dwangsom wordt opgelegd.
13. De rechtbank veroordeelt de minister in door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op binnen twaalf weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie
op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.