ECLI:NL:RBDHA:2024:20336

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
24-10245
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening en de minderjarigheid van de eiser

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 8 maart 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.L. van Leer, heeft aangevoerd dat hij minderjarig is en dat de minister ten onrechte zijn asielaanvraag niet in behandeling heeft genomen. De rechtbank heeft het beroep op 2 april 2024 behandeld, waarbij ook een tolk aanwezig was. Na heropening van het onderzoek op 22 april 2024 en verdere correspondentie tussen partijen, heeft de rechtbank op 10 oktober 2024 het onderzoek opnieuw heropend om aanvullende informatie van de minister te verkrijgen.

De rechtbank concludeert dat de minister de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoefde te nemen, omdat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn minderjarigheid aan te tonen. De rechtbank wijst erop dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, zoals vastgelegd in de Dublinverordening. Eiser heeft documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn geboortedatum, maar de rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat eiser meerderjarig is op basis van de beschikbare informatie en verklaringen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de minister in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.10245
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser (gemachtigde: mr. M.L. van Leer),

en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister
(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 8 maart 2024 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 2 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, S. Nagid als tolk en de gemachtigde van de minister.
1.2.
De rechtbank heeft op 22 april 2024 het onderzoek heropend om eiser in de gelegenheid te stellen om documenten ter onderbouwing van zijn minderjarige leeftijd te overleggen.
1.3.
Op 17 mei 2024 heeft de minister de verklaringen van onderzoek van het Bureau Documenten van de IND over de overgelegde documenten toegevoegd aan het digitale dossier. De minister heeft vervolgens in de brief van 24 mei 2024 een standpunt ingenomen over de documenten. Eiser heeft hierop bij brief van 10 september 2024 gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek daarna gesloten.
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek op 10 oktober 2024 opnieuw heropend om een standpunt van de minister te krijgen op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 9 oktober 20241. Bij brief van 23 oktober 2024 heeft de minister gereageerd, waarop eiser weer bij brief van 30 oktober 2024 heeft gereageerd. Partijen hebben vervolgens nog vragen van de rechtbank beantwoord, waarbij is meegedeeld dat het beroep zonder nadere zitting kan worden afgedaan. De rechtbank ziet geen aanleiding om de
aangekondigde vertaling van het kopie van het familie-uittreksel af te wachten. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht en sluit het onderzoek.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.2 In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek aanvaard.
Welke lidstaat is verantwoordelijk voor de asielaanvraag?
Leeftijd
5. Eiser voert aan dat de minister er ten onrechte vanuit gaat dat hij is geboren op [2005] en dus meerderjarig was op het moment van zijn asielaanvraag in Nederland. De minister had zijn asielaanvraag in behandeling moeten nemen, omdat hij minderjarig is. Eiser stelt dat hij is geboren op [2006]. Eiser heeft ter onderbouwing hiervan een individueel uittreksel uit het bevolkingsregister, afgegeven op 21 september 2023 en een uittreksel geboorteregister, afgegeven op 4 april 2024 overgelegd, waaruit deze geboortedatum blijkt. De uittreksels zijn door Bureau Documenten op echtheid onderzocht en positief beoordeeld. Eiser heeft op 29 maart 2024 ook een (niet-vertaalde) kopie van een familie-uittreksel overgelegd. Eiser stelt dat hij met deze documenten voldoende concrete aanknopingspunten heeft geboden dat hij is geboren op [2006]. Volgens eiser is daarbij van belang dat het voor hem onmogelijk is om een identiteitskaart of paspoort te overleggen, nu hij te jong was om een identiteitskaart aan te vragen toen hij nog in Syrië verbleef en hij vanwege zijn leeftijd zonder de toestemming van het Syrische Ministerie van Defensie evenmin een paspoort kan aanvragen. Eiser verwijst hiertoe naar het Thematisch Ambtsbericht Syrië Documenten van december 20193. De minister heeft hier ten onrechte geen rekening mee gehouden. Eiser voert verder aan dat de leeftijdsschouw door de AVIM en de IND niet zorgvuldig was. Het is niet duidelijk welke lichamelijke kenmerken en gedragingen volgens het AVIM en de IND erop duiden dat hij meerderjarig was op het moment van zijn asielaanvraag in Nederland. Ook heeft de AVIM zijn verklaringen niet meegewogen in de beoordeling, wat volgens het beleid van de minister wel had gemoeten. Eiser verwijst naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 13
2 Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3 Pagina 9
februari 20234. De minister heeft niet gehandeld in de lijn van de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 20245 door aan de registratie van de leeftijd in Duitsland een zwaar gewicht toe te kennen. De leeftijdsregistratie is enkel gebaseerd op eigen verklaringen van eiser en de minister heeft onvoldoende zorgvuldig onderzoek gedaan naar de omstandigheden waaronder de registratie in Duitsland heeft plaatsgevonden.
5.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Wanneer een vreemdeling stelt minderjarig te zijn en dit niet kan aantonen met identificerende documenten, of op een andere manier aannemelijk kan maken, wordt de vreemdeling geschouwd. Bij een schouw beoordelen AVIM en de IND, los van elkaar, of de vreemdeling evident minderjarig of evident meerderjarig is, of dat hier twijfel over bestaat. Het beleid ten aanzien van de leeftijdsschouw is neergelegd in paragraaf C1/2.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 en werkinstructie 2023/6.
5.2.
De AVIM heeft onder meer op basis van eisers verklaringen en een briefje in zijn bagage unaniem geconcludeerd dat hij evident meerderjarig is. Op dit briefje staat eisers naam met daarbij de datum [2005]. De IND heeft ook geconcludeerd dat eiser evident meerderjarig is. Deze conclusie heeft de IND onder meer gebaseerd op eisers eigen verklaringen. Eiser heeft namelijk bij de IND verklaard dat hij daadwerkelijk op [2005] is geboren en dat de datum [2006] een registratiedatum is. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat de leeftijdsschouw niet zorgvuldig was of in strijd met het eigen beleid. In het proces-verbaal van verhoor heeft de AVIM de verklaringen van eiser opgenomen en uit de conclusie blijkt dat de AVIM de verklaringen van eiser ook heeft betrokken bij het bepalen van zijn leeftijd. Ook is er gewezen op lichamelijke kenmerken, zoals: “betrokkene heeft wel stoppels, wel een duidelijk zichtbare adamsappel en wel duidelijk zichtbare groeven langs de mondhoeken”. De rechtbank leidt uit het woord “wel” af dat deze kenmerken wijzen op meerderjarigheid. Verder is het gedrag van eiser beschreven. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende inzichtelijk en begrijpelijk waarop de conclusie van de AVIM en de IND dat eiser evident meerderjarig is, is gebaseerd. Het beroep op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 13 februari 2024 geeft de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel.
5.3.
De minister heeft daarnaast bij de Duitse autoriteiten informatie ingewonnen en daaruit blijkt dat eiser in Duitsland een meerderjarige leeftijd heeft opgegeven. De in Duitsland opgegeven geboortedatum van [2005] komt overeen met die eiser noemt in zijn bij de IND afgelegde verklaring en die in het briefje staat vermeld. De datum op het briefje is aan eiser voorgehouden als een geboortedatum en eiser heeft hierop gereageerd dat hij deze datum gebruikt voor facebook6. Over de opgave van zijn geboortedatum in Duitsland heeft eiser daarnaast verklaard dat hij niet meer weet welke geboortedatum hij heeft opgegeven. Wel staat het op zijn identiteitskaart en hij denkt dat hij [2005] heeft gezegd7. Uit zijn verklaringen blijkt verder dat hij het hier heeft over zijn Turkse identiteitskaart, waarmee hij dus kennelijk aangeeft dat daarin de datum van [2005] als geboortedatum was opgenomen. De minister heeft voor het vaststellen van zijn leeftijd terecht hieraan belang gehecht.
5 Zie voetnoot onder 1
6 Proces-verbaal van verhoor AVIM van 27 september 2023, pagina 3
7 Verslag gehoor aanmeldfase van 18 november 2023, pagina 11 en 12
5.4.
Met betrekking tot de omstandigheden waaronder de leeftijdsregistratie in Duitsland tot stand is gekomen, blijkt uit de bevindingen van de Duitse autoriteiten over de leeftijdsregistratie van 22 november 2023 dat de autoriteiten niet meer informatie hebben dan dat eiser bij de afgifte van zijn vingerafdrukken [2005] als geboortedatum heeft opgegeven. Het standpunt van eiser dat de minister gelet op de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2024 de omstandigheden in Duitsland nader had moeten onderzoeken, kan gelet hierop niet worden gevolgd. De Duitse autoriteiten hebben immers geen verdere informatie.
5.5.
Gelet op de onder 5.2 tot en met 5.4 genoemde overwegingen is de rechtbank van oordeel dat aan de leeftijdsbepaling een voldoende zorgvuldig onderzoek ten grondslag ligt. Op grond van dezelfde overwegingen kan worden geconcludeerd dat de minister deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij uitgaat van de meerderjarigheid van eiser. Het is dan aan eiser om het tegendeel te bewijzen in de zin dat hij dit voldoende aannemelijk moet maken.
5.6.
De minister stelt zich terecht op het standpunt dat het door eiser aangeleverde bewijs onvoldoende is om zijn minderjarigheid te bewijzen. Daarbij heeft de minister terecht belang gehecht aan (thematische) ambtsberichten over Syrië.
5.7.
Uit het ambtsbericht van juni 2021 blijkt dat het in Syrië een wettelijk vereiste is dat Syrische burgers met documenten kunnen aantonen wat hun identiteit is. De belangrijkste documenten die volgens de Syrische wetgeving voor identificatie moeten worden gebruikt zijn: de identiteitskaart, het paspoort, het familieboekje en het rijbewijs. Door de crisissituatie als gevolg van de oorlog accepteren autoriteiten ook andere documenten om de identiteit te bewijzen, zoals militaire identiteitsbewijzen, uittreksels uit de burgerlijke stand en het militair boekje.
5.8.
Eiser heeft een origineel individueel uittreksel uit het bevolkingsregister en een uittreksel uit het geboorteregister overgelegd. Het overgelegde kopie van het familie- uittreksel waarvan geen vertaling is overgelegd, laat de rechtbank bij de beoordeling buiten beschouwing. Hiervan heeft eiser geen origineel ter beoordeling voorgelegd. Het individueel uittreksel uit het bevolkingsregister en een uittreksel uit het geboorteregister zijn door Bureau Documenten beoordeeld. Uit de verklaringen van onderzoek van het Bureau Documenten van 17 mei 2024 blijkt dat de echtheid van deze uittreksels gelet op het beschikbare vergelijkings-/referentiemateriaal positief is beoordeeld. Bureau Documenten kan evenwel geen uitspraak doen over de opmaak en afgifte van deze uittreksels, waardoor ook niet is vast te stellen of de uittreksels inhoudelijk juist zijn. Dat over de opmaak en afgifte geen uitspraak kan worden gedaan is van belang omdat de minister terecht wijst op ambtsberichten van juni 20218 en mei 20229 waaruit kan worden opgemaakt dat in Syrië falsificatie van documenten op verschillende wijze voorkomt en dat het gebruik van valse documenten ook gangbaar is.
5.9.
Omdat er gelet op de onder 5.2 en 5.3 genoemde omstandigheden sterke aanwijzingen zijn dat eiser meerderjarig is en er in Syrië een praktijk bestaat dat documenten door omkoping en met smeergeld verkregen worden, heeft de minister de overgelegde documenten onvoldoende mogen vinden voor het aantonen van de
8 Pagina 58
9 Pagina 35
minderjarigheid van eiser. De minister had gelet hierop van eiser mogen verlangen om meer en andere documenten over te leggen. Daarbij kan gedacht worden aan een reeds bestaande uittreksels en/of documenten die reeds waren afgegeven voordat een procedure over zijn minderjarigheid was opgestart. Uit het gehoor van de IND van 18 november 2023 blijkt bijvoorbeeld dat eiser in het bezit is van een geboorteakte. Deze is niet aan de IND overgelegd nu het overgelegde uittreksel is gedateerd van na dit gehoor. De rechtbank kan de minister ook volgen dat een Turks identiteitsbewijs in samenhang met andere documenten eiser ook had geholpen. Met het weggooien van dit document heeft eiser het risico genomen dat hij nu niet meer kan bewijzen dat hij minderjarig is. Het enkel stellen dat documenten zijn weggeraakt, zoals bijvoorbeeld het familieboekje, heeft verweerder ook zonder nadere uitleg onvoldoende mogen vinden om uit te gaan van de minderjarigheid. De rechtbank ziet in het ambtsbericht voorts onvoldoende aanknopingspunten dat het voor eiser niet mogelijk is een paspoort aan te vragen. Het is ook niet gebleken dat eiser hiertoe pogingen heeft ondernomen.
5.10.
Het voorgaande betekent dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij minderjarig is. De minister heeft de asielaanvraag niet in behandeling hoeven nemen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 november 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.