ECLI:NL:RBDHA:2024:20366
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag en planning gehoor
Op 6 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak AWB 24/20046, waarin verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M. Rasul, een voorlopige voorziening heeft verzocht tegen de geplande datum van het gehoor over zijn asielaanvraag. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. M. Lorier, had verzoeker op 29 november 2024 geïnformeerd dat hij binnen twee weken gehoord zou worden. Na een mailwisseling over de mogelijkheid van uitstel, werd op 4 december 2024 een uitnodiging voor het gehoor op 10 december 2024 verzonden. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze datum, omdat deze niet haalbaar was voor zijn gemachtigde, en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, onder verwijzing naar artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelde dat het plannen van een datum voor een gehoor een voorbereidende handeling is en geen zelfstandige rechtsmiddelen kan worden aangewend tegen deze handeling. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bezwaar van verzoeker waarschijnlijk geen kans van slagen had en dat het verzoek om voorlopige voorziening niet voor toewijzing in aanmerking kwam. Hierdoor blijft de geplande datum van het gehoor op 10 december 2024 gehandhaafd.
De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, in aanwezigheid van griffier mr. J. Dijkstra, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Er is geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet tegen deze uitspraak.