ECLI:NL:RBDHA:2024:20371

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
NL24.46187
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van een Ghanese nationaliteit houder

Op 6 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, een Ghanese nationaliteit houder, beroep heeft ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die op 14 februari 2024 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. Eiser verzocht om schadevergoeding en stelde dat het voortduren van de maatregel in strijd was met de Terugkeerrichtlijn, het EVRM en de Vreemdelingenwet (Vw). De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek ter zitting achterwege kon blijven en dat zij voldoende informatie had om zonder zitting uitspraak te doen. De rechtbank heeft de gronden van eiser, waaronder de lange duur van de bewaring en het gebrek aan voortvarendheid van verweerder, beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat er geen nieuwe feiten waren die een ander oordeel rechtvaardigden. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de overschrijding van de termijn voor het sluiten van het vooronderzoek niet leidde tot onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring, aangezien eiser niet in zijn belangen was geschaad. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.46187

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D. Matadien),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: P.R.H. Botland).

Procesverloop

Verweerder heeft op 14 februari 2024 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. [1] Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en op 2 december 2024 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1980 en de Ghanese nationaliteit te hebben.
2. Op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw kan de rechtbank ook zonder toestemming van partijen bepalen dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Gelet op de inhoud van het digitale dossier en de door partijen overgelegde stukken acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht om zonder zitting uitspraak te kunnen doen. In het verzoek van eiser om een zitting ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding voor een ander oordeel.
3. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
4. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring en het voortduren daarvan al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring en het voortduren daarvan tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraken ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. [2] Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of sinds 4 oktober 2024 het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is.
5. De rechtbank merkt allereerst ambtshalve het volgende op. Het beroepschrift is op 22 november 2024 ingediend. Ingevolge artikel 96, eerste lid, van de Vw sluit de rechtbank het vooronderzoek binnen een week na ontvangst van het beroepschrift. Dit betekent dat de rechtbank in dit geval het vooronderzoek uiterlijk op 29 november 2024 had moeten sluiten. Het vooronderzoek is echter op 2 december 2024 gesloten. Gelet hierop is de termijn van artikel 96, eerste lid, van de Vw overschreden.
6. De overschrijding van de termijn van artikel 96, eerste lid, van de Vw is in dit geval geheel aan de rechtbank toe te rekenen. Niettemin is sprake van een voortvarende beslissing als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van het EVRM [3] , omdat de rechtbank uitgaat van een periode van 21 dagen tussen het instellen van het beroep en de uitspraak bij een zaak van geringe complexiteit. [4] Aangezien deze termijn niet is overschreden, ziet de rechtbank geen aanleiding om het voortduren van de maatregel van bewaring reeds hierom onrechtmatig te achten. De rechtbank neemt hierbij verder in aanmerking dat zij uitspraak doet op het vervolgberoep binnen een week nadat zij het vooronderzoek op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw had moeten sluiten. [5] Dit betekent dat eiser als gevolg van de termijnoverschrijding niet in zijn belangen is geschaad.
7. Eiser voert aan dat het voortduren van de maatregel van bewaring in strijd is met de Terugkeerrichtlijn [6] , het EVRM en de wet. Eiser heeft op 18 oktober 2024 een aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw ingediend. Om die reden is het voortduren van de maatregel van bewaring vanaf die datum onrechtmatig, zodat ook de feitelijke uitzetting gedurende die procedure achterwege dient te worden gelaten. Verder stelt eiser dat hij inmiddels meer dan negen maanden in bewaring zit zonder dat een verzwaarde belangenafweging heeft plaatsgevonden, waarbij verweerder de actuele en gewijzigde omstandigheden, zoals de hiervoor genoemde aanvraag, niet heeft betrokken. Ook handelt verweerder onvoldoende voortvarend. Eiser werkt ondanks zijn medische en psychische beperkingen in alle redelijkheid mee aan zijn uitzetting. Verder verricht verweerder geen effectieve en betekenisvolle uitzettingshandelingen om tot eisers uitzetting te komen. Daarbij reageren de Ghanese autoriteiten niet op de LP [7] -aanvraag en de rappellen, ondanks dat hier door verweerder opnieuw op 19 november 2024 aandacht voor is gevraagd. Gelet hierop ontbreekt het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Ghana. Tot slot heeft verweerder vanwege eisers medische klachten ten onrechte geen lichter middel toegepast. Er is onvoldoende rekening gehouden met de negatieve impact vanwege de lange duur en de wijze van de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in een zeer strikt bewaringsregime. Verweerder heeft niet voldaan aan de vereisten van het arrest Mahdi. [8]
8. De rechtbank stelt allereerst vast dat de hiervoor genoemde gronden ten aanzien van de verzwaarde belangenafweging, het gestelde onvoldoende voortvarend handelen van verweerder, het zicht op uitzetting naar Ghana en het lichter middel (in essentie) een herhaling zijn van wat eiser in eerdere procedures tegen het voortduren van de maatregel heeft aangevoerd. De rechtbank verwijst daarbij naar haar eerdere uitspraken die in rechtsoverweging vier van deze uitspraak zijn opgenomen. Eiser heeft in de huidige procedure, anders dan hij stelt, geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren gebracht, zodat geen aanleiding wordt gezien voor een ander oordeel.
9. Verder is de rechtbank van oordeel dat het indienen van een aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw niet maakt dat het voortduren van de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw onrechtmatig is. Het indienen van een dergelijke aanvraag levert immers nog geen rechtmatig verblijf op. Daarbij loopt die aanvraag nog en kan de bewaringsrechter niet vooruitlopen op de gevolgen van de uitkomst van die procedure voor de maatregel van bewaring.
10. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding
Beslissing
De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond; en
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 6 december 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Rb Den Haag (zittingsplaats Middelburg) 7 maart 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:3343, 17 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:5897, 31 mei 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:8703, 12 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:11014, 26 augustus 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:13590 en 11 oktober 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:16578.
3.Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.EHRM 9 januari 2003, (JV 2003/129) (arrest Kadem).
5.Artikel 96, tweede lid, van de Vw.
6.Richtlijn 2008/115/EG.
7.Laissez-passer.
8.HvJEU 5 juni 2014, ECLI:EU:C:2014:1320.