ECLI:NL:RBDHA:2024:20398

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
6 december 2024
Zaaknummer
NL24.39689
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van internationale bescherming in Bulgarije

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 5 december 2024 uitspraak gedaan in een asielzaak. Eiser, een Syrische nationaliteit houder, had op 4 oktober 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland, nadat hij sinds 31 juli 2024 internationale bescherming had gekregen in Bulgarije. De minister van Asiel en Migratie verklaarde de aanvraag niet-ontvankelijk op basis van artikel 30a van de Vreemdelingenwet, omdat eiser zich onmiddellijk naar Bulgarije moest begeven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar verscheen niet op de zitting op 14 november 2024, ondanks dat hij en zijn gemachtigde vooraf hadden aangekondigd niet te komen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen bewijs heeft overgelegd dat zijn verblijfsvergunning in Bulgarije is of zal worden ingetrokken. De rechtbank oordeelt dat het aan eiser is om aan te tonen dat de omstandigheden in Bulgarije zodanig zijn dat hij daar niet veilig kan verblijven. De rechtbank verwijst naar het arrest Ibrahim van het Hof van Justitie van de Europese Unie, waarin wordt gesteld dat er sprake moet zijn van onverschilligheid van de autoriteiten in Bulgarije, wat zou leiden tot materiële deprivatie. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Bulgarije te maken krijgt met een schending van zijn rechten.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat de minister de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.39689

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E.J.L. van de Glind),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Inleiding

Verweerder heeft bij besluit van 4 oktober 2024 (het bestreden besluit) de asielaanvraag van eiser in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. [1] Ook is hierin bepaald dat eiser zich onmiddellijk moet begeven naar het grondgebied van Bulgarije.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2024 te Breda op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht vooraf niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser is geboren op [datum] 2006 en heeft de Syrische nationaliteit. Eiser heeft sinds 31 juli 2024 internationale bescherming in Bulgarije. Nu vraagt eiser asiel aan in Nederland. Verweerder vindt dat eiser onmiddellijk naar Bulgarije moet gaan omdat hij daar internationale bescherming heeft gekregen. Daarom heeft verweerder de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2. Eiser voert daartegen aan dat zijn asielaanvraag ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Verweerder past het toetsingskader zoals volgt uit het arrest Ibrahim van het Hof van Justitie van de Europese Unie [2] verkeerd toe. Verweerder laat na uit te leggen hoe eiser in de praktijk zijn rechten zou moeten effectueren in Bulgarije. Uit het arrest Ibrahim volgt dat sprake moet zijn van een onverschilligheid van de autoriteiten wat tot gevolg zou hebben dat eiser in een toestand terecht komt van zeer verregaande materiele deprivatie. De wijze waarop verweerder en de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zich uitlaten over Bulgarije getuigt van een zekere mate van onverschilligheid. Ook zijn de Bulgaarse autoriteiten onverschillig. Een NGO kan bovendien niet gelden ter vervanging van de autoriteiten.
De rechtbank oordeelt als volgt
3. Op 14 november 2024, zeer kort voor de zitting, hebben eiser en zijn gemachtigde laten weten dat zij niet ter zitting zullen verschijnen. Daarbij meldt eiser dat zijn verblijfsvergunning in Bulgarije is of wordt ingetrokken.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser, ondanks dat de rechtbank daarom heeft verzocht, geen documenten heeft overgelegd om te onderbouwen dat zijn verblijfsvergunning is of zal worden ingetrokken in Bulgarije. Omdat eiser en zijn gemachtigde, om voor de rechtbank onduidelijke redenen, niet de moeite hebben genomen om naar de zitting te komen, hebben zij de rechtbank ook niet in staat gesteld om tijdens de zitting nadere vragen te stellen over de vermeende of mogelijke intrekking van eisers verblijfsvergunning in Bulgarije. Dit komt echter voor rekening en risico van eiser. De rechtbank gaat er daarom vooralsnog van uit dat eiser in Bulgarije internationale bescherming geniet.
5. In beginsel mag verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uitgaan dat Bulgarije zijn verdragsverplichtingen nakomt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft dit bevestigd in een viertal uitspraken van 1 november 2023. [3] Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn specifieke geval anders is. Hierbij geldt een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid, die wordt bereikt als de onverschilligheid van de autoriteiten van de betrokken lidstaat ertoe leidt dat iemand die volledig afhankelijk is van overheidssteun, buiten zijn eigen wil en keuzes om, terechtkomt in een "toestand van zeer verregaande materiële deprivatie", waardoor hij niet kan voorzien in zijn belangrijkste basisbehoeften, zoals wonen, eten en zich wassen, en waardoor zijn lichamelijke of geestelijke gezondheid zou worden geschaad of zijn leefomstandigheden mensonwaardig zouden worden. Dit volgt uit het arrest Ibrahim van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
6. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat in zijn geval niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat hij bij terugkeer naar Bulgarije te maken krijgt met een schending van artikel 4 van het Handvest. In de uitspraken van de Afdeling is te lezen dat de algemene omstandigheden in Bulgarije niet zodanig zijn dat statushouders structureel, op grote schaal en voor langere periodes het reële risico lopen dat zij geen toegang hebben tot fundamentele behoeften, zoals onderdak en eten. Daar komt bij dat eiser heeft verklaard dat hij opvang heeft gehad in Bulgarije en samen met een vriend in een huurhuis woonde. Ook heeft hij via een apotheek medicatie ontvangen en heeft hij zo nu en dan kunnen werken. Voor zover eiser betoogt dat er onvoldoende mogelijkheden waren om te werken volgt de rechtbank dat niet. Eiser heeft niet onderbouwd welke inspanningen hij heeft verricht om werk te vinden terwijl verweerder wel mag verwachten dat eiser zich daartoe inspant.
7. Het beroep van eiser op de update van het AIDA-rapport van 21 december 2023 en de Schweizerische Flüchtelingshilfe [4] leidt niet tot een ander oordeel. Het rapport van de Schweizerische Flüchtelingshilfe dateert van voor de Afdelingsuitspraken van 1 november 2023. De update van AIDA dateert weliswaar van na deze uitspraken maar over statushouders staan hier echter geen wezenlijke verschillen in ten opzichte van het rapport van 2022, dat wel door de Afdeling is meegenomen. Uit de AIDA-rapporten blijkt dat er NGO’s zijn die wel hulp bieden en dat er bij de Bulgaarse autoriteiten geklaagd kan worden indien men in een ‘catch-22-situatie’ terechtkomt. Eiser heeft zich niet gewend tot de Bulgaarse autoriteiten of andere instanties voor hulp. Van eiser mag dat wel verwacht worden.
8. Voor zover eiser betoogt dat de Nederlandse autoriteiten onverschillig zijn ten opzichte van de situatie van eiser slaagt dat beroep niet. Het arrest Ibrahim ziet namelijk toe op onverschilligheid van de autoriteiten van de lidstaat waar eiser internationale bescherming heeft. De houding van de Nederlandse autoriteiten ten opzichte van eiser is gelet daarop geen onderdeel van de beoordeling of eiser terug kan naar Bulgarije.

Conclusie en gevolgen

9. Verweerder heeft de aanvraag terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 5 december 2024 door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.ECLI:EU:C:2019:219.
4.Bulgarien - Aktuelle Situalon für Asylsuchende und Personen mit Schutzstatus, paragraaf 7.1, 30 August 2019.