ECLI:NL:RBDHA:2024:20407

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
8 december 2024
Zaaknummer
SGR 21/7708
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening omgevingsvergunning voor dakopbouw in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een dakopbouw met dakterras op een woning in Den Haag. Eiseres, die schuin tegenover de woning woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die op 1 april 2021 door het college van burgemeester en wethouders van Den Haag was verleend. Eiseres betoogde dat de vergunning in strijd was met de regels van het bestemmingsplan 'Vruchten- en Heesterbuurt' en dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank heeft de zaak op 27 september 2024 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag om de omgevingsvergunning vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet was ingediend, waardoor de oude regelgeving van toepassing bleef. De rechtbank oordeelde dat verweerder de vergunning terecht had verleend, ondanks dat het bestemmingsplan geen extra bouwlaag toestaat. Verweerder had de vergunning verleend op basis van de kruimelgevallenregeling, en de rechtbank oordeelde dat de motivering van verweerder voldoende was. De rechtbank volgde eiseres niet in haar betoog dat de vergunning niet in overeenstemming was met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank concludeerde dat de dakopbouw geen significante bezonningsaantasting zou veroorzaken en dat de afstand tussen de woningen voldoende was om inkijk te minimaliseren.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/7708

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2024 in de zaken tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigden: mr. M. Remeijer-Schmitz en mr. V. Boender-Wiebenga).

Inleiding

1. Bij besluit van 1 april 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een dakopbouw met dakterras op de locatie [adres] te Den Haag.
1.1.
Bij besluit van 15 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2024, samen met de beroepen in de zaken met zaaknummers SGR 21/6572, 22/3012 en 22/7768, op zitting behandeld. Daarbij waren aanwezig: eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
2. De voormalig eigenaar van de woning aan de [adres] heeft op 8 januari 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een dakopbouw.
2.1.
Verweerder heeft vastgesteld dat het bouwen van een dakopbouw niet voldoet aan de regels van het bestemmingsplan “Vruchten- en Heesterbuurt”. Verweerder heeft de aanvraag om die reden mede aangemerkt als een aanvraag voor het bouwen in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Verweerder heeft de omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2º, van de Wabo, in samenhang gelezen met de zogenaamde kruimelgevallenregeling uit artikel 4, onderdeel 4, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor).
2.2.
Eiseres woont schuin tegenover de woning aan de [adres]. Eiseres is het niet eens met de verleende omgevingsvergunning. Ze voert aan dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Verweerder heeft voor de onderbouwing van de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de dakopbouw ten onrechte verwezen naar het ontwerpbestemmingsplan “Vruchten- en Heesterbuurt 2020” (ontwerpbestemmingsplan), waarin al een dakopbouw op de woning is voorzien. Volgens eisers is dit niet voldoende om te motiveren dat geen sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening. Eiseres heeft bovendien een zienswijze ingediend tegen dit ontwerpbestemmingsplan waarin ze uitlegt waarom een dakopbouw op deze woning ruimtelijk niet aanvaardbaar is. Door nu een omgevingsvergunning te verlenen voor de dakopbouw zal de bestemminsplanprocedure zinledig worden. Hiermee wordt het democratisch proces ondermijnd, aldus eiseres.
Overgangsrecht Omgevingswet
3. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wabo. De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór 1 januari 2024. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Kon verweerder de vergunning verlenen?
4. In het geldende bestemmingsplan “Vruchten- en Heesterbuurt” uit 2011 heeft het perceel [adres] de bestemming “Woondoeleinden”. Dit perceel heeft echter niet de aanduiding ‘extra bouwlaag’. Dit betekent dat het bestemmingsplan op het perceel niet een dakopbouw toestaat. Dit is tussen partijen ook niet in geschil.
4.1.
De rechtbank overweegt dat verweerder is afgeweken van het bestemmingsplan met toepassing van de kruimelgevallenregeling. Volgens verweerder is de dakopbouw op het perceel niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
4.2.
De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Verweerder heeft hiervoor verwezen naar het ontwerpbestemmingsplan waarin voor de woning aan de [adres] is voorzien in de mogelijkheid een dakopbouw te bouwen. Dit is echter niet de enige motivering die verweerder heeft gegeven. In het bestreden besluit heeft verweerder zich ook op het standpunt gesteld dat de dakopbouw, doordat hij is voorzien van een ruime setback ten opzichte van de voorgevel, geen significante bezonningsaantasting zal geven, dat de dakopbouw goed aansluit bij de bouwmogelijkheden in omliggende straten en dat de dakopbouw daarom ruimtelijk voorstelbaar is. Voor zover eiseres ter zitting heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende is ingegaan op de mogelijkheid van inkijk vanuit de dakopbouw in haar woning, overweegt de rechtbank dat de woningen schuin tegenover elkaar liggen op een afstand van ruim 30 meter. Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat inkijk vanaf de dakopbouw van [adres] in de woning van eiseres heel gering zal zijn en daarom niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
4.3.
Eiseres betoogt terecht dat door het verlenen van een omgevingsvergunning voor de dakopbouw, zij in de procedure omtrent de definitieve vaststelling van het (ontwerp)bestemmingsplan voor een voldongen feit komt te staan. Dit betekent echter niet dat de omgevingsvergunning niet mocht worden verleend. Er is in dit geval geen plicht voor verweerder om de beslissing op de aanvraag om het verlenen van een omgevingsvergunning aan te houden totdat het nieuwe bestemmingsplan definitief is vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. H.B. Brandwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.