Op 9 december 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin eisers, die gezamenlijk optraden, beroep hebben ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Minister van Asiel en Migratie op hun aanvraag van 5 februari 2024 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid van een referent. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank is toegewezen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besproken, waaronder artikel 6:2, dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkstelt aan een besluit, en artikel 6:12, dat de mogelijkheid biedt om beroep in te stellen na een ingebrekestelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen na ontvangst van de aanvraag heeft beslist en dat eisers de minister rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen om vóór 30 november 2025 alsnog een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de relevante datum. Tot slot zijn de proceskosten van eisers vastgesteld op € 437,50, die de minister moet vergoeden.