ECLI:NL:RBDHA:2024:20535

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
NL24.28628
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Somaliër afgewezen wegens ongeloofwaardige rekrutering door Al-Shabaab

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 december 2024, werd het beroep van een Somaliër tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag ongegrond verklaard. De eiser had op 2 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 11 juli 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen. De rechtbank behandelde de zaak op 2 oktober 2024, waarbij zowel de eiser als de gemachtigden van de eiser en de minister aanwezig waren.

De rechtbank beoordeelde de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van de eiser, die stelde dat hij werd bedreigd door Al-Shabaab. De rechtbank concludeerde dat de minister voldoende had gemotiveerd dat de verklaringen van de eiser over de rekrutering door Al-Shabaab niet geloofwaardig waren. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had vastgesteld dat de eiser geen gegronde vrees voor vervolging had en dat hij geen vluchteling was in de zin van het Vluchtelingenverdrag.

De rechtbank merkte op dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling van Al-Shabaab stond en dat hij bij terugkeer naar Somalië geen reëel risico liep op ernstige schade. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, in aanwezigheid van griffier B. Göbel.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.28628

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak van 3 december 2024 tussen

[naam] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. A.M. Veld),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] ,
(gemachtigde: mr. C.D.G. van IJzendoorn).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Hij heeft op 2 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 11 juli 2024 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 2 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is van Somalische nationaliteit. Hij is geboren in [plaats] en behoort tot de [naam] – stam. Eiser spreekt Somalia en Afmaay en werd gediscrimineerd vanwege zijn Afmaay dialect. Hij heeft in zijn geboorteplaats samen met andere jongeren problemen gehad met Al-Shabaab. Toen eisers oudere broer in 2019 werd gedood als militair door Al-Shabaab wilde eiser zijn plek overnemen, omdat het gebruikelijk is dat een familielid die plek overneemt. Ook was zijn broer de kostwinnaar. Toen eiser een paar maanden stond ingeschreven om trainingen te volgen bij de troepen van de overheid, kwam Al-Shabaab hier achter. Al-Shabaab was hier op tegen en wilde dat eiser zich bij hen zou aansluiten. Eiser werd op een dag toen hij op de Koranschool was benaderd door Al-Shabaab om zich aan te sluiten. Eiser werd, samen met twee andere jongens, door Al-Shabaab gehandboeid en geblinddoekt en in een auto meegenomen naar een huis. Eiser werd een week lang gevangengehouden door Al-Shabaab totdat er op een avond werd geschoten en er paniek ontstond. Eiser ontsnapte en rende het bos in totdat hij bij een soort hut/huis kwam. Daar werd eiser geholpen door iemand die hem terug naar huis bracht. Eiser heeft zich vervolgens als vrouw gekleed in een boerka en werd in een vrachtwagen gestopt om veilig thuis te komen. Eisers vader is ook mishandeld door Al-Shabaab toen hij bij de Koranschool op zoek ging naar eiser. Eiser en zijn familie wilden niet dat eiser zich bij Al-Shabaab zou aansluiten. Al-Shabaab is een keer bij eiser thuis geweest om hem bedenktijd te geven. Daarna heeft de familie van eiser besloten dat het beter is dat eiser het land verlaat, omdat hij zich anders moest aansluiten bij Al-Shabaab. Eisers familie heeft geld ingezameld, zodat hij het land kon verlaten. Eiser vreest bij terugkeer vermoord te worden door Al-Shabaab.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. de rekrutering door Al-Shabaab;
3. de discriminatie wegens eisers Afmaay dialect.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. De minister acht de rekrutering door Al-Shabaab en de discriminatie wegens eisers Afmaay dialect niet geloofwaardig. Eiser heeft zijn verklaringen namelijk niet onderbouwd met objectieve documenten. De verklaringen van eiser vormen ook geen samenhangend en aannemelijk geheel, aldus de minister. Verder stelt de minister dat eiser geen vluchteling is zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag, omdat niet is gebleken dat hij gegronde vrees voor vervolging heeft. Dat eiser uit Somalië komt, is op zichzelf niet genoeg om een vluchteling te zijn. Voorts stelt de minister dat eiser bij terugkeer naar Somalië geen reëel risico loopt op ernstige schade.
Mocht de minister de rekrutering van eiser door Al-Shabaab ongeloofwaardig achten?
6. Eiser betoogt dat de rekrutering door Al-Shabaab ten onrechte ongeloofwaardig wordt geacht. Eiser voert hiertoe aan dat de minister de ingebrachte bronnen en informatie in de zienswijze niet heeft meegenomen in de besluitvorming. Uit die informatie zou blijken dat Al-Shabaab wel de macht heeft in de woonplaats van eiser. De regeringsgroepen gaan namelijk het gevecht aan met Al-Shabaab en niet andersom, hetgeen betekent dat Al-Shabaab de macht heeft. Verder betoogt eiser dat in het bestreden besluit sprake is van een tegenstrijdigheid, omdat de minister enerzijds stelt dat de Al-Shabaab aanwezig is geweest en anderzijds de minister stelt dat Al-Shabaab niet de macht heeft gehad of aanwezig is geweest. In het geval dat Al-Shabaab aanwezig is geweest komt eisers verklaring dan ook overeen met algemene bronnen. In dit kader verwijst eiser naar het algemeen ambtsbericht over Somalië (ambtsbericht) van juni 2023 [2] waaruit volgt dat Al-Shabaab de macht heeft en als ze dit niet hebben ze wel voelbaar aanwezig zijn. In het geval dat niet wordt aangenomen dat Al-Shabaab de macht heeft, dan bevestigen de nieuwsberichten wel dat er gevechten plaatsvinden en Al-Shabaab invloed uitoefent, waardoor de verklaringen van eiser overeen komen met algemene informatie. Eiser voert verder aan dat de minister ten onrechte tegenwerpt dat eisers verklaringen ongerijmd zijn. Dat eiser Al-Shabaab nooit op de Koranschool heeft gezien sluit niet uit dat ze daar nooit zijn geweest. Eiser verwijst naar het ambtsbericht van 2020, waaruit de werkwijze omtrent rekrutering door Al-Shabaab staat weergegeven. [3] Dit kan op verschillende manieren plaatsvinden. Al-Shabaab kan soms gedurende weken of maanden herhaaldelijk contact opnemen met individuen, bij zowel huizen van rekruten als scholen, voetbalvelden, boerderijen, marktkramen of andere plekken waar de potentiële rekruten werkzaam zijn. In dit verband verwijst eiser naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 9 april 2024. [4] Daarnaast voert eiser aan dat de minister ten onrechte stelt dat de mishandeling van eisers vader door Al-Shabaab niet aannemelijk is. Eiser betoogt verder dat de minister voorbij gaat aan de zienswijze en ongemotiveerd stelt dat de verklaring van eiser niet aannemelijk is, terwijl de bronnen aantonen dat er gevechten zijn en eiser een plausibele verklaring heeft waarom hij op het moment van de aanval niet vast zat en daardoor in de chaos kon ontsnappen.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich op het standpunt kunnen stellen dat eisers gestelde problemen met Al-Shabaab niet geloofwaardig zijn. De minister heeft voldoende gemotiveerd dat eisers verklaringen omtrent de aanwezigheid van Al-Shabaab in [plaats] niet overeenkomen met algemene informatie. Zo heeft eiser verklaard dat Al-Shabaab altijd de controle heeft gehad in zijn woonplaats en dat er af en toe gevechten waren tussen Al-Shabaab en de overheid. [5] Uit het meest recente kaartmateriaal blijkt dat eisers woonplaats in een geel gebied ligt en dat het onder controle zou staan van de overheid en dat Al-Shabaab in [plaats] nooit de macht heeft gehad. [6] Dit volgt ook uit recente jurisprudentie. In een uitspraak van deze zittingsplaats is overwogen dat uit het ambtsbericht van juni 2023 af te leiden is dat [plaats] niet onder de controle van Al-Shabaab staat. [7] De Afdeling heeft die overweging overgenomen. [8] Daarnaast schrijft de minister in het bestreden besluit dat uit het ambtsbericht en de door eiser aangehaalde nieuwsartikelen blijkt dat Al-Shabaab “op momenten aanwezig was in de omgeving van eisers woonplaats”. Dit is in strijd met hetgeen eiser heeft verklaard, namelijk dat Al-Shabaab altijd de controle heeft gehad in [plaats] .
6.2.
Nu de minister op goede gronden heeft kunnen concluderen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Al-Shabaab de macht heeft in [plaats] , heeft de minister ook terecht geconcludeerd dat de gestelde rekrutering en de gestelde mishandeling van eisers vader ongeloofwaardig is. Tijdens het nader gehoor heeft eiser hierover het volgende verklaard: [9]
“Je vertelde dat jouw vader na jouw afwezigheid heeft aangeklopt bij de Korandocent. Wat is de reden dat jouw vader is mishandeld door Al Shabaab, wat is het verband?
Mijn vader ging op zoek naar mij. Omdat hij mij niet kon vinden, ging hij naar
de Koranschool. De Korandocent en hij hadden een conflict. Mijn vader zei
‘mijn zoon was bij jou en jij bent verantwoordelijk voor hem’. Op een gegeven
moment kwam Al Shabaab bij hem en ze waren boos op hem. Ze hebben hem
mishandeld. Hij vroeg of ik terug kon komen. Dat is wat ik van mijn moeder
heb gehoord.
Wanneer heb jij dit vernomen?
Toen ik thuis terugkwam.
Hoe is Al Shabaab dit te weten gekomen, dus dat jouw vader verhaal ging
halen bij de Korandocent?
Ik denk dat de Korandocent het heeft gezegd.”
6.3.
Uit hetgeen eiser heeft verklaard blijkt dat de gestelde mishandeling van zijn vader door Al-Shabaab is gebaseerd op vermoedens. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister ook terecht tegengeworpen dat eiser niet duidelijk zou hebben gemaakt op welke wijze zijn moeder heeft vernomen dat zijn vader is mishandeld door Al-Shabaab bij de Koranschool. Eiser heeft verklaard dat hij van zijn moeder heeft gehoord dat zijn vader is mishandeld door Al-Shabaab. Dat eiser heeft verklaard dat hij denkt dat de docent op de Koranschool tegen Al-Shabaab heeft gezegd dat er een conflict was met de vader van eiser die verhaal kwam zoeken omdat eiser ontvoerd was, heeft de minister onvoldoende kunnen achten om te concluderen dat de mishandeling van eisers vader aannemelijk is.
6.4.
De minister stelt zich daarnaast terecht op het standpunt dat de verklaringen van eiser over de ontsnapping niet aannemelijk zijn. Eiser kan namelijk geen details geven van de aanval tijdens zijn ontsnapping, hetgeen wel van eiser mag worden verwacht gezien zijn leeftijd en achtergrond. Eiser weet niet door wie hij werd aangevallen en hoe het kan dat de leden van Al-Shabaab iedereen ruimte gaven om weg te vluchten en de deur open te laten. [10] De beroepsgrond slaagt niet.
Situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c van de Kwalificatierichtlijn (Kri)
7. Eiser betoogt dat hij een jonge jongen is en dat de minister bij de beoordeling moet betrekken dat kinderen in het algemeen een verhoogd risico lopen om slachtoffer te worden van geweld. Eiser verwijst hiervoor naar een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 17 juli 2024 [11] , waarin uitleg wordt gegeven over de toepassing van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn (Kri). Daarnaast wijst eiser op een rapport van de European Union Agency for Asylum van augustus 2023 [12] , waarin informatie staat over de situatie als bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c van de Kri in Somalië. Hieruit volgt dat de provincie [plaats] (waar [plaats] in ligt) wordt gekwalificeerd als de op één na hoogste categorie van willekeurig geweld, waardoor er minder individuele omstandigheden nodig zijn om een reëel risico op ernstige schade aannemelijk te maken. Ook blijkt uit een recent artikel van Shabelle Media Network van juli 2024 dat er operaties tegen Al-Shabaab gaande zijn in de omgeving van het district [plaats] . [13]
7.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het arrest van het Hof van Justitie [14] en de uitspraak van de Afdeling [15] volgt dat ook bij een mindere mate van willekeurig geweld sprake kan zijn van een reëel risico op ernstige schade vanwege willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict, indien de betreffende vreemdeling met individuele elementen aannemelijk kan maken dat hij een verhoogd risico daarop loopt. Dit is de zogenaamde ‘minder uitzonderlijke situatie’ en hierbij geldt een glijdende schaal: hoe meer willekeurig geweld er plaatsvindt, hoe minder individuele elementen nodig zijn om een risico op ernstige schade aan te nemen. Uit de uitspraak van de Afdeling blijkt dat daarbij geen drempel geldt voor de mate van willekeurig geweld. Bij individuele elementen kan bijvoorbeeld gedacht worden aan leeftijd, gezondheidstoestand of handicap. De bewijslast voor deze individuele elementen ligt bij de vreemdeling. Als aan deze bewijslast voldaan is, is de minister gehouden om het verhoogde risico op ernstige schade wegens willekeurig geweld gemotiveerd te beoordelen.
7.2.
Op de zitting is aan de minister gevraagd op welke wijze hij in het bestreden besluit rekening heeft gehouden met de belangen van eiser als – ten tijde van de aanvraag – minderjarig kind en thans als jongere. De minister heeft toegelicht dat in het bestreden besluit geen beoordeling heeft plaatsgevonden in het kader van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kri, omdat de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2024 dateert van na het bestreden besluit. Verder heeft de minister gesteld dat in zijn visie het een algemeen feit is dat Al-Shabaab in Somalië is en dat eiser niet heeft onderbouwd dat zijn minderjarigheid risicoverhogend is in het kader van artikel 15, aanhef en onder c, van de Kri.
7.3.
Eisers betoog slaagt niet. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een verhoogd risico loopt op ernstige schade in [plaats] vanwege willekeurig geweld, zodat de verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2024 hem niet kan baten. Eiser heeft zijn betoog gebaseerd op zijn stelling dat hij vreest voor Al-Shabaab, omdat hij eerder is gerekruteerd en ontvoerd. De minister heeft deze problemen echter, zoals eerder overwogen in rechtsoverwegingen 6.1 tot en met 6.4, niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling staat van de Al-Shabaab. Eiser kan dus terugkeren naar [plaats] . Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister deugdelijk gemotiveerd dat in eisers geval geen sprake is van verhoogd risico om slachtoffer te worden van geweld bij terugkeer naar [plaats] .

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. B. Göbel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Ambtsbericht van juni 2023, p. 35.
3.Ambtsbericht van juni 2023, p. 29.
5.Nader gehoor, p. 14.
6.Ambtsbericht van juni 2023, p. 91.
7.Zie de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 16 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:6454.
8.Zie ABRvS van 29 april 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1805.
9.Nader gehoor, p. 19.
10.Nader gehoor, p. 18 en 19.
12.European Union Agency for Asylum, Country Guidance Somalia 2023.
13.AllAfrica, Shabelle Media Network, 21 juli 2024.
14.Arrest X en Y van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 9 november 2023, ECLI:EU:C:2023:843, zaaknummer C-125/22.
15.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2927.