ECLI:NL:RBDHA:2024:20535
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Somaliër afgewezen wegens ongeloofwaardige rekrutering door Al-Shabaab
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 december 2024, werd het beroep van een Somaliër tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag ongegrond verklaard. De eiser had op 2 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 11 juli 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen. De rechtbank behandelde de zaak op 2 oktober 2024, waarbij zowel de eiser als de gemachtigden van de eiser en de minister aanwezig waren.
De rechtbank beoordeelde de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van de eiser, die stelde dat hij werd bedreigd door Al-Shabaab. De rechtbank concludeerde dat de minister voldoende had gemotiveerd dat de verklaringen van de eiser over de rekrutering door Al-Shabaab niet geloofwaardig waren. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht had vastgesteld dat de eiser geen gegronde vrees voor vervolging had en dat hij geen vluchteling was in de zin van het Vluchtelingenverdrag.
De rechtbank merkte op dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij in de negatieve belangstelling van Al-Shabaab stond en dat hij bij terugkeer naar Somalië geen reëel risico liep op ernstige schade. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, in aanwezigheid van griffier B. Göbel.