ECLI:NL:RBDHA:2024:20546

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
NL24.41713
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van opvolgend beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser op 2 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, die op 14 september 2022 was ingediend. De rechtbank had eerder, op 9 oktober 2024, het beroep van eiser gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twee weken een besluit te nemen. Eiser heeft echter op 25 oktober 2024 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op dezelfde aanvraag. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, volgens vaste jurisprudentie, een opvolgend beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is als de maximale dwangsom nog niet is volgelopen. Dit is in lijn met het beleid van de rechtbank, dat stelt dat een tweede dwangsom niet kan worden opgelegd voordat de eerste is verbeurd. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder tot en met 24 oktober 2024 de tijd had om een besluit te nemen en dat er geen besluit is genomen. Hierdoor was het beroep te vroeg ingediend en is het kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.41713

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

v-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. Z.M. Alaca)
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 2 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag van 14 september 2022.
Bij uitspraak van 9 oktober 2024 heeft deze rechtbank en deze zittingsplaats het beroep van 2 januari 2024 gegrond verklaard en daarbij verweerder opgedragen om binnen een termijn van twee weken een besluit op de aanvraag te nemen (ECLI:NL:RBDHA:2024:16404).
Op 25 oktober 2024 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de hierboven genoemde aanvraag.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat wanneer de wettelijke termijn voor het nemen van een besluit is verstreken, in beginsel een ingebrekestelling is vereist in het geval dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit (voor de eerste keer) beroep wordt ingesteld bij de bestuursrechter. [1] Uit deze jurisprudentie volgt ook dat wanneer de bestuursrechter een termijn heeft gesteld en het bestuursorgaan zich niet aan deze termijn houdt, een nieuwe ingebrekestelling niet is vereist.
2. In haar uitspraak van 9 oktober 2024, heeft de rechtbank het eerste beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twee weken na de dag van bekendmaking van de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Ook heeft de rechtbank in die uitspraak bepaald dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee hij deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500.
3. Uit het beleid van de rechtbank volgt dat in het geval er een opvolgend beroep tegen het niet tijdig beslissen wordt ingesteld voordat de maximale dwangsom is volgelopen, het (opvolgende) beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. [2] Het opleggen van een tweede dwangsom nog voordat de eerste dwangsom is volgelopen, is namelijk in strijd met het systeem van dit soort beroepen. Een opvolgend beroep tegen het niet tijdig beslissen op een aanvraag doet daarmee af aan de rechtskracht van de eerste uitspraak. De rechtbank ziet geen aanleiding om in dit geval anders te oordelen.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder tot en met 24 oktober 2024 de tijd had om een besluit te nemen. Het is de rechtbank niet gebleken dat verweerder een besluit heeft genomen. Omdat er geen besluit is genomen kan verweerder, gelet op de uitspraak van 9 oktober 2024, eerst vanaf 25 oktober 2024 een rechterlijke dwangsom verbeuren. Deze dwangsom was ten tijde van het instellen van dit beroep nog niet volgelopen. Het beroep is te vroeg ingediend en daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
5. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 4 december 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:673.
2.Beleid ten aanzien van de beroepen niet tijdig in het vreemdelingenrecht, vastgesteld op 25 maart 2020 (gepubliceerd op rechtspraak.nl).