In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Syrische eiser beoordeeld tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 17 oktober 2024 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, geregistreerd onder zaaknummer NL24.40659.
De rechtbank heeft op 2 december 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de eiser als de minister zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank concludeert dat de minister geen doorslaggevende betekenis heeft hoeven geven aan de onjuiste datum van aankomst van de eiser in Spanje, zoals vermeld in het Eurodac-systeem. De rechtbank stelt vast dat de eiser in maart 2024 illegaal in Spanje is ingereisd en dat de minister op basis van de Dublinverordening de verantwoordelijkheid van Spanje voor de behandeling van de asielaanvraag kan handhaven.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de eiser kan worden overgedragen aan Spanje. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Indien een partij het niet eens is met deze uitspraak, kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.