In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 10 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had eerder, op 24 april 2024, een beroep ingesteld dat gegrond werd verklaard, waarbij de minister een beslistermijn van acht weken werd opgelegd en een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn werd overschreden. Eiseres heeft op 11 september 2024 opnieuw beroep ingesteld, omdat de minister niet tijdig een besluit had genomen op haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij haar referent. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft het verzoek van eiseres om vrijstelling van het griffierecht toegewezen. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld met een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet heeft voldaan aan de eerder opgelegde beslistermijn en dat de dwangsom van € 7.500,- inmiddels verbeurd was. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen om vóór 1 april 2025 een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres. Tevens is de minister een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres is ook in de proceskosten van € 437,50 vergoed.