ECLI:NL:RBDHA:2024:2067

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
24.2189
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.S. Gaastra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel met betrekking tot Bulgarije

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 20 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 19 januari 2024 afgewezen, met het argument dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 12 februari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat Bulgarije zijn internationale verplichtingen niet nakomt, en verwijst naar verschillende rapporten die de slechte opvangomstandigheden in Bulgarije beschrijven. De rechtbank stelt echter vast dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de situatie in Bulgarije zo slecht is dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer kan worden toegepast. De rechtbank benadrukt dat het aan eiser is om aan te tonen dat er sprake is van tekortkomingen in de asielprocedure en opvangvoorzieningen in Bulgarije.

De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag aannemen dat Bulgarije zijn verplichtingen nakomt, tenzij eiser kan aantonen dat dit niet het geval is. De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat hij in een situatie van ernstige materiële deprivatie zal terechtkomen bij terugkeer naar Bulgarije. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.2189

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. Y. Izgi),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. E. Özel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 19 januari 2024 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL24.2190, op 12 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. T. der Bedrosian, als waarnemer voor de gemachtigde van eiser, en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.

Mag de staatssecretaris ten aanzien van Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?

5. Eiser betoogt dat er concrete aanwijzingen zijn dat Bulgarije zijn internationale verplichtingen niet nakomt, waardoor niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hierbij wijst eiser op het AIDA-rapport van 23 februari 2022 en het ECRE-rapport van 10 september 2021. Op zitting heeft eiser ook verwezen naar het AIDA-rapport van maart 2023. Verder wijst eiser op zijn eigen ervaringen in Bulgarije. Eiser werd in Bulgarije als crimineel behandeld en werd ernstig mishandeld door de politie. De opvangomstandigheden waren slecht en onhygiënisch en het is, volgens eiser, niet reëel om te moeten klagen bij de, in zijn ogen zelfde, autoriteiten als die hem mishandeld hebben. Ook de omstandigheden in detentie, waar eiser heeft verbleven, laten te wensen over. De staatssecretaris wijst zonder nadere motivering naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel, waarbij de staatssecretaris niet heeft gekeken naar de situatie waar eiser zich in bevond vóór zijn komst naar Nederland en de situatie waar hij in terecht gaat komen bij terugkeer naar Bulgarije. Dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraak van 16 augustus 2023 heeft geoordeeld dat Dublinclaimanten over het algemeen geen risico lopen om slachtoffer te worden van pushbacks in Bulgarije en dat er geen aanknopingspunten zijn dat Dublinclaimanten bij terugkeer naar Bulgarije geen toegang tot opvang hebben, [2] betekent niet dat zonder meer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling heeft zich namelijk niet uitgelaten over de opvangvoorzieningen en detentie. Eiser wijst in dit kader op twee uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, waarin de rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris niet zonder nader onderzoek en motivering uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [3]
5.1.
Als uitgangspunt geldt dat de staatssecretaris op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan mag uitgaan dat Bulgarije zijn internationale verplichtingen jegens eiser zal nakomen. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat sprake is van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en opvangvoorzieningen,
waardoor niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
5.2.
In het AIDA-rapport Update 2022 wordt over de hygiëne van de opvangomstandigheden het volgende gezegd:
"Since 2015 conditions in national reception centres in general have been deteriorating and as a whole, substandard, with support limited to accommodation, nutrition and rudimentary medical help without provision of psychological care or assistance. [..] living conditions in national reception centres remain poor, i.e. either below or at the level of the foreseen minimum standards and despite some partial renovations periodically conducted by the SAR[..] SAR shelters and centres during this seven-year period were maintained solely in a
survival mode and have been experiencing recurring problems with the infrastructure and the material conditions, at some instances failing to provide even the most basic services including adequate amenities for personal and community spaces hygiene. Regular water, hot water, repair of utilities and equipment in bathrooms, rooms and common areas remain problematic. Vermin infestation, such as bedbugs, lice, cockroaches and rats also remain among the most persisting problems in reception centers for many years.” [4]
De rechtbank maakt hieruit op dat de opvangomstandigheden zorgwekkend zijn. Dit betekent echter niet dat hierom niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Eiser heeft hiermee niet aannemelijk gemaakt dat de algehele situatie in de opvangcentra in Bulgarije dusdanig slecht is dat hiermee de drempel uit het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Jawo. [5] Daarvoor is immers vereist dat eiser buiten zijn wil en eigen keuzes om terecht zal komen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie die hem niet in staat stelt om te voorzien in zijn meest elementaire behoeften, zoals eten, een bad nemen en beschikken over woonruimte. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Daarbij acht de rechtbank mede van belang dat eiser in zijn eigen verklaringen geen melding maakt van de hygiëne of het gebrek daaraan in de opvang. De door eiser aangehaalde uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, leiden niet tot een ander oordeel. Daartoe acht de rechtbank van belang dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in haar uitspraak van 11 september 2023 heeft geoordeeld dat het aan de vreemdeling is om te klagen bij de Bulgaarse autoriteiten over slechte opvangomstandigheden en behandeling in Bulgarije. [6] In geval van eiser is niet gebleken dat hij geklaagd heeft over de opvangomstandigheden bij de (hogere) Bulgaarse autoriteiten, of dat dit voor hem bij voorbaat zinloos is.
Hetzelfde geldt voor de gestelde mishandeling door de Bulgaarse autoriteiten. Hierover heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit terecht opgemerkt dat eiser de gestelde mishandeling niet heeft onderbouwd. Voor zover eiser hierin wel gevolgd moet worden merkt de rechtbank op dat uit de verklaringen van eiser weliswaar volgt dat hij heeft geïnformeerd naar de mogelijkheid om een klacht in te dienen, maar niet dat het onmogelijk is gebleken om hierover een klacht in te dienen bij de Bulgaarse autoriteiten of bij de Bulgaarse (hoogste) rechter te klagen.
Verder is onduidelijk of eiser in detentie heeft gezeten, omdat hij in het aanmeldgehoor heeft verklaard in een gesloten AZC heeft gezeten. Voor zover er wel van kan worden uitgegaan dat eiser in detentie heeft gezeten, heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser hierover kan klagen bij de autoriteiten van Bulgarije. Daarbij wijst de rechtbank erop dat uit het AIDA-rapport Update 2022 blijkt dat wanneer de asielaanvraag van aan vreemdeling in Bulgarije loopt, de vreemdeling na overdracht in beginsel niet zal worden gedetineerd. [7] Voor zover thans bekend is op de asielaanvraag van eiser nog niet beslist.. Gelet op bovenstaande mag de staatssecretaris ten aanzien van Bulgarije nog steeds uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Voor een
proceskostenveroordeling is daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S Gaastra, rechter, in aanwezigheid van mr. K.H.M.M. Otten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.ABRvS 16 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3133.
3.Rb. Den Haag, zp. Zwolle, 26 april 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:1502 en rb. Den Haag, zp. Zwolle, 23 mei 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:1829.
4.AIDA-rapport Update 2022, p. 76.
5.HvJ EU 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218, C-163/17
6.ABRvS 11 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3434.
7.AIDA-rapport Update 2022, p. 45.