ECLI:NL:RBDHA:2024:20729

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
NL24.6714
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag EU verblijfsdocument voor verzorgende ouder in het kader van verblijfsrecht in ander EU land

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een EU/EER verblijfsdocument beoordeeld. Eiser, een Palestijnse man, had een aanvraag ingediend om verblijf als verzorgende ouder bij zijn Nederlandse zoon. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag afgewezen op 2 juni 2023, en na bezwaar bleef de afwijzing in stand. De rechtbank behandelde de zaak op 5 juni 2024, waarbij eiser, zijn gemachtigde, en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. Eiser stelde dat hij recht had op verblijfsrecht op basis van zijn zorg voor zijn kind, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldeed aan de voorwaarden van het arrest Chavez-Vilchez. Dit arrest stelt dat een derde land onderdaan geen verblijfsrecht kan ontzegd worden als dit zou leiden tot gedwongen vertrek van zijn kind uit de EU. De rechtbank concludeerde dat eiser nog steeds verblijfsrecht had in Griekenland en dat zijn zoon niet gedwongen zou worden de Unie te verlaten. Eiser kreeg geen vergoeding van proceskosten en het beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6714

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. E. El-Sharkawi),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M.I. Latul).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om afgifte van een verblijfsdocument EU/EER.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 2 juni 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 24 januari 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2. De rechtbank heeft het beroep op 5 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, R. Chaker als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
3. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1994 en heeft de Palestijnse nationaliteit. Hij heeft een aanvraag ingediend voor verblijf als verzorgende ouder bij zijn Nederlandse zoon.
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen omdat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor een verblijfsrecht op grond van het arrest Chavez-Vilchez [1] en daarom geen rechtmatig verblijf heeft als gemeenschapsonderdaan [2] . Eiser heeft rechtmatig verblijf in Nederland in afwachting van het besluit op zijn asielaanvraag op 11 januari 2022. Ook heeft eiser verblijfsrecht in Griekenland. Het voorgaande maakt dat zijn kind niet gedwongen wordt het grondgebied van de Unie te verlaten als het gevraagde document niet aan eiser wordt afgegeven. Verder heeft eiser niet aangetoond dat hij zorg- en opvoedingstaken verricht en dat er een zodanige afhankelijkheidsverhouding bestaat dat zijn kind gedwongen zou zijn het grondgebied van de Unie te verlaten als aan eiser een verblijfsrecht wordt geweigerd. Tot slot heeft verweerder geconcludeerd dat het besluit om eiser geen verblijfsrecht toe te kennen niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. [3]
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser stelt dat verweerder miskent dat eiser in afwachting van het besluit op zijn asielaanvraag slechts procedureel verblijfsrecht heeft dat op ieder moment kan worden beëindigd. Verder is het getekende ouderschapsplan inmiddels opgenomen in de echtscheidingsbeschikking van 20 februari 2024. Hierin is bepaald dat eiser is belast met het gezamenlijk gezag en drie dagen per week voor zijn kind zal zorgen. Eiser wil in Nederland blijven, omdat zijn kind afhankelijk is van zijn zorg.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder motiveert de rechtbank hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Verblijfsrecht in Griekenland
7. Uit het arrest Chavez-Vilchez volgt dat artikel 20 van het VWEU [4] zich verzet tegen nationale maatregelen die tot gevolg hebben dat aan Unieburgers het effectieve genot wordt ontzegd van de belangrijkste rechten die aan hun status van Unieburger zijn verbonden. Daarvan is onder andere sprake als een onderdaan van een derde land het recht wordt ontzegd te verblijven in een lidstaat waar zijn minderjarige kind, die de nationaliteit heeft van die lidstaat, verblijft, en als gevolg van die ontzegging het kind gedwongen wordt het grondgebied van de EU te verlaten. Hiervoor moet worden bepaald welke ouder de daadwerkelijke zorg heeft over het kind en of er een daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding bestaat tussen het kind en de ouder die onderdaan is van een derde land.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eisers zoon niet gedwongen zou worden om het grondgebied van de Unie te verlaten wanneer eiser geen verblijfsrecht wordt toegekend. Verweerder heeft er vanuit kunnen gaan dat eiser nog steeds een verblijfsrecht heeft in Griekenland. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij geen verblijfsrecht meer heeft in Griekenland. Voor zover de geldigheidsduur van het verblijfsdocument van eiser verlopen of vervallen is of voor zover eiser het verblijfsdocument niet meer bezit, overweegt de rechtbank als volgt. Uit vaste rechtspraak [5] van de hoogste bestuursrechter volgt dat de subsidiaire beschermingsstatus niet met het verlopen of vervallen van een verblijfsvergunning vervalt. Voor beëindiging van de subsidiaire bescherming is een uitdrukkelijke beslissing van de autoriteiten vereist. Dit volgt uit de Kwalificatierichtlijn [6] . In het geval van eiser heeft zijn gemachtigde niet geïnformeerd naar eisers verblijfsstatus in Griekenland, waardoor niet geconcludeerd kan worden dat zijn subsidiaire bescherming door Griekenland is ingetrokken.
7.2.
Op de zitting heeft eiser gesteld dat hij de zorg- en opvoedtaken niet vanuit Griekenland kan uitoefenen. Eiser kan zijn rol als vader dan niet invullen, en dit raakt ook de geest van het arrest Chavez-Vilchez. De rechtbank volgt eiser niet in dit betoog, omdat het arrest Chavez-Vilchez zich beperkt tot de vraag of een kind gedwongen zou zijn het grondgebied van de Unie te verlaten als aan zijn derdelander ouder een verblijfsrecht wordt geweigerd.
7.3.
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat eiser ten tijde van het bestreden besluit nog steeds verblijfsrecht had in Griekenland. Dat betekent dat zijn zoon niet gedwongen is de Unie te verlaten als hij eiser naar Griekenland zou moeten volgen. De beroepsgronden over de zorg- en opvoedingstaken en de afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en zijn zoon behoeven daarom geen bespreking meer.
Artikel 8 van het EVRM
8. Eiser heeft geen beroepsgronden gericht tegen de vaststelling van verweerder dat het bestreden besluit niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Op de zitting heeft de gemachtigde van eiser verklaard dat hij zich kan vinden in de overwegingen van verweerder. De rechtbank zal hier daarom niet verder op ingaan. [7]

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Drageljević, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op 21 juni 2024.
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 mei 2017 in de zaak C-133/15, Chavez-Vilchez en anderen (ECLI:EU:C:2017:354).
2.Zie artikel 8, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
5.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 14 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:101.
6.Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming.
7.Zie artikel 8:69 van de Awb.