ECLI:NL:RBDHA:2024:20855
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag om afgifte van een verblijfsdocument EU/EER en de motiveringsgebreken van de minister van Asiel en Migratie
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Colombiaanse nationaliteit, tegen de afwijzing van haar aanvraag om afgifte van een verblijfsdocument EU/EER. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 7 december 2023 afgewezen, met een bestreden besluit op 16 juli 2024 waarin het bezwaar van eiseres ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 21 oktober 2024 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er geen sprake zou zijn van beschermenswaardig familie- en gezinsleven tussen eiseres en haar dochter, en tussen eiseres en haar kleinkinderen, zoals vereist onder artikel 8 van het EVRM. De rechtbank oordeelt dat de minister niet alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken, wat leidt tot meerdere motiveringsgebreken in het bestreden besluit. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij hij rekening moet houden met de overwegingen van de rechtbank. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiseres en het vergoeden van het griffierecht.