ECLI:NL:RBDHA:2024:20869

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
NL23.18599
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een machtiging tot voorlopig verblijf op basis van het jongvolwassenenbeleid en afhankelijkheidsrelaties

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Den Haag het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel verblijf als familielid bij referente. Referente, die in 2008 Sierra Leone heeft verlaten, heeft in Nederland een verblijfsvergunning op grond van de Afsluitregeling langdurig verblijvende kinderen. In 2020 heeft zij een aanvraag ingediend voor haar zoon en pleegdochters, maar deze is door de minister van Asiel en Migratie afgewezen. De rechtbank heeft eerder de afwijzing vernietigd en de minister opgedragen opnieuw te beslissen. In het bestreden besluit heeft de minister de bezwaren van eisers opnieuw ongegrond verklaard, met de stelling dat er geen sprake is van gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM, omdat eisers en referente niet meer in gezinsverband samenleven en er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn.

De rechtbank heeft de argumenten van de minister beoordeeld en geconcludeerd dat de minister voldoende gemotiveerd heeft dat de scheiding tussen referente en eisers een vrijwillig karakter heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister alle relevante feiten en omstandigheden heeft betrokken bij de beoordeling van de meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. De rechtbank oordeelt dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen. Gelet op deze overwegingen heeft de rechtbank de conclusie van de minister onderschreven dat de mvv-aanvraag van eisers terecht is afgewezen. Het beroep is ongegrond verklaard en eisers krijgen geen griffierecht of proceskostenvergoeding terug.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.18599
uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer 1] ,
[eiseres 1], V-nummer: [V-nummer 2] ,
[eiseres 2] ,V-nummer: [V-nummer 3] , hierna gezamenlijk: eisers, (gemachtigde: mr. A.M.J.M. Louwerse),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (gemachtigde: mr. H. Toonders).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [referente] ’ (referente).
1.1. De minister heeft deze aanvraag met afzonderlijke besluiten van 6 augustus 2021 afgewezen. Met de besluiten van 7 juni 2022 op de bezwaren van eisers is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2. De beroepen daartegen zijn door de rechtbank, zittingsplaats Haarlem gegrond verklaard. De rechtbank heeft de besluiten van 7 juni 2022 vernietigt en de minister opgedragen opnieuw te beslissen op de bezwaren van eisers.
1.3. Met het bestreden besluit van 31 mei 2023 heeft de minister opnieuw beslist op de bezwaren van eisers en de bezwaren ongegrond verklaard. Eisers hebben beroep ingesteld tegen dit besluit. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4. De rechtbank heeft na de behandeling van het beroep op de zitting van
18 december 2023 het onderzoek heropend en de zaak aangehouden in afwachting van uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) over het jongvolwassenenbeleid.
1.5. Nadat de Afdeling op 29 mei 2024 een uitspraak heeft gedaan over het jongvolwassenenbeleid in reguliere zaken, heeft de rechtbank partijen in de gelegenheid gesteld om schriftelijke reacties in te dienen. De rechtbank heeft het beroep daarna op
24 oktober 2024 opnieuw op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referente, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de minister.
Besluitvorming
2. Referente heeft Sierra Leone in 2008 verlaten. Sinds juli 2019 heeft zij in Nederland een verblijfsvergunning regulier op grond van de Afsluitregeling langdurig verblijvende kinderen. Op 7 december 2020 heeft referente voor haar zoon en pleegdochters een aanvraag ingediend voor een machtiging voor voorlopig verblijf met als doel 'Verblijf als familielid bij referente' op grond van artikel 8 van het EVRM.
2.1. De minister heeft deze aanvraag bij afzonderlijke besluiten afgewezen en de bezwaren van eisers tegen die afwijzingen ongegrond verklaard. Na vernietiging van die beslissingen op bezwaar door de rechtbank heeft de minister met het bestreden besluit de bezwaren van eisers opnieuw ongegrond verklaard en de afwijzing van de mvv-aanvraag gehandhaafd. Volgens de minister vallen eisers niet onder het jongvolwassenenbeleid en bestaan tussen referente en eisers geen bijkomende elementen van afhankelijkheid. Er is daarom geen sprake van gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De minister heeft in het bestreden besluit een belangenafweging gemaakt en geoordeeld dat het belang van de Staat zwaarder weegt dan het belang van eisers en referente.
Beoordeling door de rechtbank
3. Tussen partijen is in geschil of de minister het jongvolwassenenbeleid zoals vastgelegd in paragraaf B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) juist heeft toegepast. Het geschil richt zich met name op de vraag of eisers en referente voldoen aan de voorwaarden dat zij in gezinsverband samenleven en dat eisers niet in eigen onderhoud voorzien. Verder is tussen partijen in geschil of de minister, in het geval dat het jongvolwassenenbeleid juist is toegepast, zich niet ten onrechte op het standpunt stelt dat er tussen eisers en referente geen bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan en daarmee geen gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 EVRM.

Jongvolwassenenbeleid

4. Het jongvolwassenenbeleid, zoals vastgelegd in B7/3.8.1 Vc en uitgewerkt in Werkinstructie (WI) 2020/16, bevat vier cumulatieve vereisten: het meerderjarig kind moet jongvolwassen zijn, met zijn ouder(s) in gezinsverband samenleven, niet in zijn eigen onderhoud voorzien en geen zelfstandig gezin hebben gevormd. De Afdeling heeft in de uitspraak van 29 mei 2024 over het jongvolwassenenbeleid in reguliere zaken1 geoordeeld dat dit beleid niet in strijd is met enige rechtsregel en niet onredelijk is.

In gezinsverband samenleven

5. In de WI 2020/16 staat dat de minister bij de beoordeling van het vereiste ‘in gezinsverband samenleven’ betrekt:

“of zich na binnenkomst van de ouder(s) of de jongvolwassene in Nederland omstandigheden hebben voorgedaan waardoor kan worden aangenomen dat van samenleving in gezinsverband niet langer sprake is. Als de scheiding tussen de jongvolwassene en zijn ouder(s) een vrijwillig karakter heeft, wordt deze scheiding anders gewogen dan wanneer de scheiding een gedwongen karakter heeft. Van een gedwongen scheiding is bijvoorbeeld sprake bij een vluchtsituatie. Kijk hierbij ook naar de duur van de onvrijwillige scheiding. Als een jongvolwassene bijvoorbeeld langdurig in een ‘doorreisland’

1.ECLI:NL:RVS:2024:2145

heeft verbleven, of langdurig zelfstandig in Nederland heeft verbleven voordat een aanvraag voor zijn ouders wordt ingediend, kan dit een indicatie zijn dat de jongvolwassene niet langer in gezinsverband met zijn ouder(s) leeft.”
5.1.
De minister stelt dat het vertrek van referente een vrijwillig karakter heeft en dat mede daarom kan worden aangenomen dat eisers en referente niet langer in gezinsverband samenleven. De rechtbank heeft eerder in de uitspraken van 17 april 2023 geoordeeld dat de minister dit standpunt onvoldoende had gemotiveerd. Ter onderbouwing van dit standpunt wees de minister erop dat er geen asielmotieven ten grondslag lagen aan het vertrek van referente. De rechtbank heeft in de uitspraken van 17 april 2023 geoordeeld dat de minister daarbij miskent dat niet alleen in het geval van asielmotieven sprake kan zijn van een onvrijwillig vertrek. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of de minister in het bestreden besluit zijn standpunt over het gezinsverband nu wel voldoende heeft gemotiveerd.
5.2.
In het bestreden besluit stelt de minister dat er sprake is van een vrijwillige scheiding, omdat naast het ontbreken van asielmotieven, ook sprake is van een vrijwillige scheiding gelet op het feit dat referente al eerder, in 2007, vrijwillig is vertrokken naar Griekenland. Referente heeft verder verklaard dat zij na terugkomst in Sierra Leone, in de prostitutie heeft gewerkt om geld bij elkaar te krijgen voor een reis naar Nederland. Volgens de minister duidden deze verklaringen op een geplande en berekende situatie en dus niet op een gedwongen vluchtsituatie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich hiermee voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat de scheiding van referente met eisers een vrijwillig karakter heeft. Verder heeft de minister gewezen op de lange duur van de scheiding tussen eisers en referente. In het geval van eiser (de zoon van referente) heeft de minister ook nog terecht betrokken dat eiser inmiddels zelfstandig woont. Het vrijwillig karakter van de scheiding in samenhang bezien met de lange duur daarvan en, in het geval van eiser ook de omstandigheid dat hij inmiddels zelfstandig woont, maakt voor de minister dat kan worden aangenomen dat referente en eisers niet langer in gezinsverband samenleven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister dit mogen concluderen. Nu er niet aan dit vereiste van het jongvolwassenenbeleid wordt voldaan en het gaat om cumulatieve vereisten, wordt hiermee niet voldaan aan het jongvolwassenenbeleid. De rechtbank zal zich daarom niet verder uitlaten over de vraag of eisers in eigen onderhoud voorzien.
Meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie
6. De Afdeling heeft op 27 maart 2024 een uitspraak gedaan over de beoordeling van het familie- en gezinsleven bij meerderjarige kinderen en diens ouders.2 De Afdeling heeft in die uitspraak geoordeeld dat die beoordeling ziet op de vraag of er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen. Er moet een op het specifieke geval toegespitste beoordeling worden gemaakt van alle door de vreemdeling aangedragen feiten en omstandigheden die kunnen maken dat er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan. Hierbij mag niet enkel worden betrokken of er sprake is van medische afhankelijkheid. Ook elementen als financiële en materiele afhankelijkheid, de emotionele afhankelijkheid en de samenwoning van de betrokkene moeten worden betrokken. De Afdeling heeft verder geoordeeld dat als er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn, het niet nodig is om een belangenafweging te maken.

2.ECLI:NL:RVS:2024:1188

6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister alle relevante feiten en omstandigheden bij de beoordeling van de meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie betrokken. De minister heeft bij die beoordeling betrokken dat de samenleving is verbroken door het vrijwillige vertrek van referente. Verder heeft de minister in de financiële en emotionele ondersteuning van referente aan eisers onvoldoende reden gezien om te op basis daarvan te concluderen dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Het is namelijk gebleken dat eisers na het vertrek van referente ook ondersteuning hebben ontvangen van de familie in Sierra Leone. Zij hebben zich daar verder ontwikkeld en zijn, met de financiële ondersteuning van referente, in staat om zichzelf te handhaven. Eisers stellen dat de minister deze omstandigheden niet ten nadele aan eisers mag tegenwerpen. Op grond van artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn dient er namelijk een ex-tunc toets te worden gemaakt. Dat wijkt af van artikel 8 EVRM, waarbij een ex-nunc toets wordt verricht. De rechtbank volgt eisers hierin niet. In de eerder genoemde uitspraken van de Afdeling van 27 maart 2024 en 29 mei 2024, heeft de Afdeling namelijk geoordeeld dat als de minister aan de hand van door betrokkenen aangevoerde individuele omstandigheden heeft beoordeeld of sprake is van familie- of gezinsleven, dat hij ook een beoordeling heeft gemaakt die in overeenstemming is met de individuele beoordeling waartoe artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn verplicht. De rechtbank oordeelt daarom dat de minister deze omstandigheden heeft mogen betrekken en daarmee op goede gronden heeft geconcludeerd dat er tussen referente en eisers geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn.
6.2.
Op grond van de voorgenoemde uitspraak van de Afdeling is een belangenafweging in dit geval niet nodig. De rechtbank zal de gronden van eisers voor zover gericht op de door de minister gemaakt belangenafweging daarom onbesproken laten.
Conclusie en gevolgen
7. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de minister heeft mogen oordelen dat eisers niet voldaan aan het jongvolwassenenbeleid en dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eisers en referente. De minister heeft de mvv-aanvraag van eisers daarom mogen afwijzen. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, rechter, in aanwezigheid van N.J. Biswane, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
26 november 2024
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.