In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 12 december 2024, wordt het beroep van eisers behandeld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag van 19 september 2023 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is, waarop partijen hebben ingestemd, en het onderzoek is gesloten zonder behandeling op zitting. De rechtbank heeft het verzoek van eisers om vrijstelling van het griffierecht toegewezen, waardoor zij geen griffierecht hoeven te betalen.
De rechtbank overweegt dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De minister van Asiel en Migratie had 90 dagen na ontvangst van de aanvraag om te beslissen, maar deze termijn is met drie maanden verlengd. De rechtbank constateert dat deze termijn is verstreken en dat eisers de minister rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. Het beroep is gegrond verklaard, wat betekent dat de minister binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag van eisers.
Daarnaast legt de rechtbank de minister een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank stelt ook de verbeurde bestuurlijke dwangsom vast op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de inwerkingtreding van de aanvraag. Tot slot veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50, en moet de minister ook het griffierecht aan eisers vergoeden.