ECLI:NL:RBDHA:2024:20910
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf op basis van gezinsleven
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.E. Jalandoni, heeft de aanvraag ingediend met als doel verblijf als familie- of gezinslid bij haar referent. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. J.P. Arts, heeft de aanvraag afgewezen op 5 juli 2023, en het bezwaar van eiseres is bij het bestreden besluit van 26 april 2024 ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft op 9 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij referent, de gemachtigde van eiseres, en een tolk aanwezig waren. De minister stelde dat er geen sprake was van gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM, omdat er geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent zou bestaan. Eiseres betwistte dit en voerde aan dat zij aanzienlijke medische klachten heeft en volledig afhankelijk is van referent voor haar zorg. Tijdens de zitting trok eiseres haar beroepsgrond over medische afhankelijkheid in, omdat haar situatie verbeterd was.
De rechtbank oordeelt dat de minister alle relevante elementen in zijn beoordeling heeft betrokken, maar dat deze elementen niet voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke emotionele band. De rechtbank concludeert dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen gezinsleven bestaat zoals bedoeld in het EVRM. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen griffierecht terug of vergoeding van proceskosten.