ECLI:NL:RBDHA:2024:20910

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
NL24.19744
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf op basis van gezinsleven

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.E. Jalandoni, heeft de aanvraag ingediend met als doel verblijf als familie- of gezinslid bij haar referent. De minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. J.P. Arts, heeft de aanvraag afgewezen op 5 juli 2023, en het bezwaar van eiseres is bij het bestreden besluit van 26 april 2024 ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft op 9 oktober 2024 de zaak behandeld, waarbij referent, de gemachtigde van eiseres, en een tolk aanwezig waren. De minister stelde dat er geen sprake was van gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM, omdat er geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent zou bestaan. Eiseres betwistte dit en voerde aan dat zij aanzienlijke medische klachten heeft en volledig afhankelijk is van referent voor haar zorg. Tijdens de zitting trok eiseres haar beroepsgrond over medische afhankelijkheid in, omdat haar situatie verbeterd was.

De rechtbank oordeelt dat de minister alle relevante elementen in zijn beoordeling heeft betrokken, maar dat deze elementen niet voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke emotionele band. De rechtbank concludeert dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er geen gezinsleven bestaat zoals bedoeld in het EVRM. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen griffierecht terug of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.19744
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. J.E. Jalandoni),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (gemachtigde: mr. J.P. Arts).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [referent] ’ (referent).
1.1.
De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 5 juli 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 26 april 2024 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent, de gemachtigde van eiseres, Z. Djalilnedzad als tolk en de gemachtigde van de minister.

Besluitvorming

2. Referent heeft op 15 september 2022 een mvv aangevraagd voor zijn moeder, eiseres. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 5 juli 2023 afgewezen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing.
2.1.
Met het bestreden besluit heeft de minister het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en de afwijzing van de mvv-aanvraag gehandhaafd. De minister stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM1, omdat er tussen eiseres en referent geen sprake is van een meer dan gebruikelijke
1 Verdrag van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
afhankelijkheidsrelatie. De minister heeft hierbij betrokken dat het niet is gebleken dat eiseres voor haar dagelijkse (medische) zorg afhankelijk is van referent en dat zij niet zou kunnen terugvallen op de hulp en verzorging van anderen. Verder is volgens de minister namelijk juist gebleken dat eiseres zich zonder de fysieke aanwezigheid van referent zelfstandig danwel met hulp van haar oudste dochter en professionele hulp heeft staande gehouden. Volgens de minister is tot slot niet gebleken dat er tussen eiseres en referent een bijzonder (emotionele) band is, die uitstijgt boven de gebruikelijke banden tussen ouders en meerderjarige kinderen.

Beoordeling door de rechtbank

3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Zij stelt zich op het standpunt dat tussen haar en referent wel sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Hiertoe heeft zij aanvankelijk in beroep aangevoerd dat zij aanzienlijke medische klachten heeft een voor haar zorg volledig afhankelijk is van derden. Volgens haar is referent de enige die deze zorg op zich kan nemen. Dat referent ook bereid is om deze zorg op zich te nemen maakt ook dat de band tussen eiseres en referent meer is dan de gebruikelijke afhankelijkheid. Verder heeft eiseres aangevoerd dat referent in bezwaar uitvoerig heeft toegelicht waarom hij zich verantwoordelijk voelt om de zorg voor zijn moeder op zich te nemen en wat voor hem maakt dat de (emotionele) banden met zijn moeder het gebruikelijke overstijgen. Zij geeft aan eenzaam te zijn en bij haar kinderen te willen te willen verblijven.
4. Ter zitting heeft referent toegelicht dat de medische situatie van eiseres inmiddels aanzienlijk is verbeterd. De beroepsgrond gericht op de medische afhankelijkheid van eiseres is daarom ingetrokken. De rechtbank zal de standpunten omtrent de medische afhankelijkheid daarom verder onbesproken laten.
5. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft op 27 maart 2024 een uitspraak gedaan over de beoordeling van het familie- en gezinsleven bij meerderjarige kinderen en hun ouders.2 De Afdeling heeft in die uitspraak geoordeeld dat die beoordeling ziet op de vraag of er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan die de gebruikelijke emotionele banden overstijgen. Er moet een op het specifieke geval toegespitste beoordeling worden gemaakt van alle door de vreemdeling aangedragen feiten en omstandigheden die kunnen maken dat er bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan. Hierbij mag niet enkel worden betrokken of er sprake is van medische afhankelijkheid. Ook elementen als financiële en materiele afhankelijkheid, banden met het land van herkomst, de emotionele afhankelijkheid en de samenwoning van de betrokkenen moeten worden betrokken.
6. De rechtbank zal aan de hand van dit toetsingskader beoordelen of de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er tussen eiseres en referent geen meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie bestaat.
7. Eiseres heeft als bijkomende elementen van afhankelijkheid aangevoerd dat zij en referent een hechte band hebben vanwege hun leeftijdsverschil van slechts 15 jaar. Eiseres wijst er ook op dat referent bereid is om haar zorg op zich te nemen. Verder voert eiseres
aan dat referent altijd een beschermende rol heeft gehad binnen het gezin en zich erg verantwoordelijk voelt voor haar.
8. Uit het bestreden besluit blijkt dat de minister alle genoemde elementen heeft betrokken in zijn beoordeling. Volgens de minister maken deze elementen niet dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke emotionele band tussen eiseres en referent, omdat dit een gangbare band is tussen een ouder en kind en ook een gebruikelijke rolverdeling in een gezin in de Iraanse cultuur. Verder blijkt dat de minister naast deze emotionele band ook heeft meegewogen dat eiseres financieel niet afhankelijk is van referent, zichzelf zonder de fysieke aanwezigheid van referent heeft staande gehouden in Iran en dat eiseres zeer sterke banden heeft met Iran. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister in deze elementen, afzonderlijk noch in onderlinge samenhang, geen reden hoeven zien om te oordelen dat er een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie bestaat tussen eiseres en referent.
9. Gelet op het voorgaande heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat er tussen eiseres en referent geen sprake is van gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. De minister heeft de aanvraag van eiseres daarom mogen afwijzen als ongegrond.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
N.J. Biswane, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 november 2024