ECLI:NL:RBDHA:2024:21024
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens gebrek aan procesbelang na vertrek van eiser
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, met de Marokkaanse nationaliteit, had op 7 oktober 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister heeft deze aanvraag op 21 oktober 2024 in de verlengde procedure buiten behandeling gesteld. Uit een voornemen van 17 september 2024 bleek dat eiser op 7 februari 2023 met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 12 november 2024 aan de rechtbank laten weten dat hij en eiser niet aanwezig zullen zijn op de zittingen en heeft verzocht de zaak af te doen op de stukken. Op 28 november 2024 heeft de gemachtigde van eiser laten weten dat hij geen contact meer heeft met eiser.
De rechtbank heeft op 6 december 2024 het beroep behandeld, waarbij alleen de gemachtigde van de minister aanwezig was. De rechtbank overweegt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft gesteld dat voorzichtigheid geboden is bij het niet-ontvankelijk verklaren van een beroep op basis van een MOB-melding, gezien het belang van toegang tot de rechter. Echter, gezien het feit dat de gemachtigde geen contact meer heeft met eiser, concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Hierdoor wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.