ECLI:NL:RBDHA:2024:21024

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
NL24.42160
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens gebrek aan procesbelang na vertrek van eiser

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, met de Marokkaanse nationaliteit, had op 7 oktober 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De minister heeft deze aanvraag op 21 oktober 2024 in de verlengde procedure buiten behandeling gesteld. Uit een voornemen van 17 september 2024 bleek dat eiser op 7 februari 2023 met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 12 november 2024 aan de rechtbank laten weten dat hij en eiser niet aanwezig zullen zijn op de zittingen en heeft verzocht de zaak af te doen op de stukken. Op 28 november 2024 heeft de gemachtigde van eiser laten weten dat hij geen contact meer heeft met eiser.

De rechtbank heeft op 6 december 2024 het beroep behandeld, waarbij alleen de gemachtigde van de minister aanwezig was. De rechtbank overweegt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft gesteld dat voorzichtigheid geboden is bij het niet-ontvankelijk verklaren van een beroep op basis van een MOB-melding, gezien het belang van toegang tot de rechter. Echter, gezien het feit dat de gemachtigde geen contact meer heeft met eiser, concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Hierdoor wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.42160

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. B. de Haan),
en
de Minister van Asiel en Migratie [1] , de minister,
(gemachtigde: J.H.A. van Eijk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit. Hij heeft op 7 oktober 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 21 oktober 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure buiten behandeling gesteld.
1.1.
Uit het voornemen van 17 september 2024 is (eerst) gebleken dat eiser op 7 februari 2023 met onbekende bestemming (MOB) is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank op 12 november 2024 laten weten dat hij en eiser niet aanwezig zullen zijn op de zittingen heeft hij de rechtbank verzocht de zaak af te doen op de stukken. Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser op 28 november 2024 de rechtbank laten weten dat hij geen contact meer heeft met eiser.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep.
2.1.
De rechtbank overweegt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) recent heeft overwogen dat de bestuursrechter voorzichtig moet omgaan met het niet-ontvankelijk verklaren van een beroep op basis van een MOB-melding. [2] Dit in het licht van het fundamentele belang van het recht op toegang tot de rechter en het bieden van doeltreffende en effectieve rechtsbescherming. Zolang de gemachtigde contact heeft met de vreemdeling, mag ervan worden uitgegaan dat de vreemdeling belang heeft bij zijn procedure om een verblijfsrecht in Nederland te verkrijgen.
3. De gemachtigde van eiser heeft desgevraagd per bericht van 28 november 2024 de rechtbank laten weten dat hij geen contact meer heeft met eiser. Gelet op bovengenoemde rechtspraak en het feit dat, na navraag, is gebleken dat de gemachtigde geen contact meer onderhoudt met eiser over de procedure, neemt de rechtbank aan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

Conclusie en gevolgen

Het beroep van eiser is wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk. Dit betekent dat het beroep van eiser niet inhoudelijk wordt behandeld en het betreden besluit in stand blijft. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van
mr. J. Dijkstra, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Uitspraak van de Afdeling van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.