ECLI:NL:RBDHA:2024:21028
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens gebrek aan procesbelang na verlies van contact met gemachtigde
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Tunesische nationaliteit, diende op 2 augustus 2024 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 1 november 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond en heeft een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van per direct aan eiser opgelegd, evenals een inreisverbod voor de duur van twee jaar.
Op 5 december 2024 heeft de minister stukken in het digitale dossier geüpload waaruit blijkt dat eiser op 26 november 2024 een melding van verlies van contact (MOB) heeft gedaan. De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 11 december 2024, nadat partijen de gelegenheid hadden gekregen het dossier te completeren.
De rechtbank overweegt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft gesteld dat voorzichtigheid geboden is bij het niet-ontvankelijk verklaren van een beroep op basis van een MOB-melding, gezien het belang van toegang tot de rechter. Echter, de gemachtigde van eiser heeft op 6 december 2024 laten weten geen contact meer te hebben met eiser. Gezien deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, waardoor het bestreden besluit in stand blijft en de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.