ECLI:NL:RBDHA:2024:21028

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
13 december 2024
Zaaknummer
NL24.43756
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens gebrek aan procesbelang na verlies van contact met gemachtigde

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Tunesische nationaliteit, diende op 2 augustus 2024 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 1 november 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond en heeft een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van per direct aan eiser opgelegd, evenals een inreisverbod voor de duur van twee jaar.

Op 5 december 2024 heeft de minister stukken in het digitale dossier geüpload waaruit blijkt dat eiser op 26 november 2024 een melding van verlies van contact (MOB) heeft gedaan. De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten op 11 december 2024, nadat partijen de gelegenheid hadden gekregen het dossier te completeren.

De rechtbank overweegt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft gesteld dat voorzichtigheid geboden is bij het niet-ontvankelijk verklaren van een beroep op basis van een MOB-melding, gezien het belang van toegang tot de rechter. Echter, de gemachtigde van eiser heeft op 6 december 2024 laten weten geen contact meer te hebben met eiser. Gezien deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep, wat leidt tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk, waardoor het bestreden besluit in stand blijft en de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.43756

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J. Oosterhof),
en
de Minister van Asiel en Migratie [1] , de minister,
(gemachtigde: J.H.A. van Eijk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft de Tunesische nationaliteit. Hij heeft op 2 augustus 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
1.1.
De minister heeft met het bestreden besluit van 1 november 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. De minister heeft verder geen aanleiding gezien om eiser ambtshalve een vergunning regulier voor bepaalde tijd op of uitstel van vertrek op medische gronden te verlenen. De minister heeft een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van per direct aan eiser uitgevaardigd en een inreisverbod voor de duur van twee jaar aan hem opgelegd.
1.2.
Op 5 december 2024 heeft de minister stukken in het digitale dossier geüpload waaruit blijkt dat eiser op 26 november 2024 MOB [2] is gemeld.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de minister. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen. Omdat partijen in de gelegenheid zijn gesteld het dossier te completeren na zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten op 11 december 2024.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep.
2.1.
De rechtbank overweegt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) recent heeft overwogen dat de bestuursrechter voorzichtig moet omgaan met het niet-ontvankelijk verklaren van een beroep op basis van een MOB-melding. [3] Dit in het licht van het fundamentele belang van het recht op toegang tot de rechter en het bieden van doeltreffende en effectieve rechtsbescherming. Zolang de gemachtigde contact heeft met de vreemdeling, mag ervan worden uitgegaan dat de vreemdeling belang heeft bij zijn procedure om een verblijfsrecht in Nederland te verkrijgen.
3. De gemachtigde van eiser heeft desgevraagd bij bericht van 6 december 2024 de rechtbank laten weten dat hij geen contact meer heeft gehad met eiser. Gelet op bovengenoemde rechtspraak en het feit dat, na navraag, is gebleken dat de gemachtigde geen contact meer onderhoudt met eiser over de procedure, neemt de rechtbank aan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep van eiser is wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk. Dit betekent dat het beroep van eiser niet inhoudelijk wordt behandeld en het bestreden besluit in stand blijft. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van mr.
J. Dijkstra, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Met onbekende bestemming vertrokken.
3.Uitspraak van de Afdeling van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.