ECLI:NL:RBDHA:2024:21135

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
AWB 24/11805
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting en griffierecht

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die ertoe strekt dat verzoeker niet wordt uitgezet totdat op het bezwaar is beslist. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M.G.C. van Riet, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 12 juli 2024 is genomen, waarin zijn verblijfsrecht op grond van het Unierecht is beëindigd en hij ongewenst is verklaard. De minister, vertegenwoordigd door mr. R.P.G. van Bel, heeft in een brief van 16 oktober 2024 laten weten zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht. Op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht kan de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening treffen als er onverwijlde spoed vereist is, gelet op de betrokken belangen. Aangezien partijen het erover eens zijn dat verzoeker niet mag worden uitgezet, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toe en verbiedt de uitzetting tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat verzoeker recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten, die door de minister moet worden betaald. De totale vergoeding is vastgesteld op € 875,-, gebaseerd op de rechtsbijstand door de gemachtigde. De uitspraak is gedaan op 25 oktober 2024 en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 24/11805

uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 oktober 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , V-nummer: [V-nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. M.G.C. van Riet),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. R.P.G. van Bel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die ertoe strekt dat verzoeker niet wordt uitgezet totdat op het bezwaar is beslist.
1.1.
Met het besluit van 12 juli 2024 heeft de minister het verblijfsrecht van verzoeker op grond van het Unierecht beëindigd en hem ongewenst verklaard.
1.2.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
1.3.
Partijen hebben de voorzieningenrechter toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Ten aanzien van het griffierecht
2. Verzoeker heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting tot het betalen van griffierecht vanwege betalingsonmacht. De rechtbank stelt op basis van de bij het verzoek overgelegde eigen verklaring over de afwezigheid van vermogen en inkomen vast dat verzoeker aan de voorwaarden voor vrijstelling voldoet. Verzoeker hoeft dus geen griffierecht te betalen.
Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening
3. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan onder meer als voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4. De minister heeft in een brief van 16 oktober 2024 laten weten dat hij zich niet verzet tegen toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening.
5. Nu partijen het er over eens zijn dat van uitzetting van verzoeker behoort te worden afgezien, wijst de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening toe.

Conclusie en gevolgen

6. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe en verbiedt de uitzetting tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist.
7. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, krijgt verzoeker een vergoeding van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoeker een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 875,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 875,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- verbiedt de minister verzoeker uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist;
- veroordeelt de minister tot betaling van € 875,- aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.