ECLI:NL:RBDHA:2024:21137
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door afwezigheid eiser
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 1 oktober 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 15 oktober 2024 behandeld, maar de gemachtigde van eiser heeft zich afgemeld en eiser was niet aanwezig.
De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang heeft bij zijn beroep, omdat hij geen contact heeft met zijn gemachtigde en niet op de zitting is verschenen. De rechtbank verwijst naar recente jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaruit blijkt dat eiser geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht in Nederland. Hierdoor heeft eiser geen belang meer bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en oordeelt dat eiser geen recht heeft op vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier, en is openbaar uitgesproken op 25 oktober 2024. Eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.