ECLI:NL:RBDHA:2024:2116

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 januari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
AWB - 22 _ 6790
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een onroerende zaak. Eiser, eigenaar van een woning, had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag vastgestelde waarde van € 756.000 voor het jaar 2022, die was gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2021. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en voerde aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met overlast van een drukke weg en de nabijheid van winkels en horeca. Hij stelde een lagere waarde van € 715.000 voor en onderbouwde dit met alternatieve vergelijkingsobjecten en een woningwaarderapport.

De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank wees erop dat de vergelijkingsobjecten die door de heffingsambtenaar waren gebruikt, voldoende vergelijkbaar waren met de woning van eiser. De rechtbank concludeerde dat de door eiser aangedragen argumenten en vergelijkingsobjecten niet overtuigend waren en dat de heffingsambtenaar zijn verplichtingen onder de Wet WOZ had nageleefd. De rechtbank verwierp ook de stelling van eiser dat er een motiveringsgebrek was in de uitspraak op bezwaar.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 22/6790

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 januari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: G. Gieben).
en

De heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij beschikking van 11 februari 2022 (de beschikking) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres 1] te [plaatsnaam] (de woning), op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) op waardepeildatum 1 januari 2021 (de waardepeildatum) voor het jaar 2022 vastgesteld op € 756.000. Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan eiser opgelegde aanslag in de onroerende-zaakbelastingen eigenaar voor het jaar 2022 (de aanslag).
Eiser heeft tegen de beschikking bezwaar gemaakt. Gelet op artikel 30, tweede lid, van de Wet WOZ wordt dit bezwaar geacht mede te zijn gericht tegen de aanslag.
Bij uitspraak op bezwaar van 20 juli 20222 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 december 2023.
Voor eiser is mr. M.M. Vrolijk namens de gemachtigde verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.A. de Jong en A.J. Schneijderberg. Eiser heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.

Overwegingen

1. Eiser is eigenaar van de woning. De woning is een tussen-herenhuis uit 1906 met een schuur en een dakkapel. Het gebruiksoppervlak van de woning is ongeveer 192 m². Het grondoppervlak is ongeveer 121 m².
2.
In geschil is de waarde van de woning op de waardepeildatum. Eiser bepleit een waarde van € 715.000. Daartoe voert hij – samengevat – aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met overlast vanwege een drukke doorgaande weg en de nabijheid van winkels en horeca. Het vergelijkingsobject [adres 2] , alternatieve vergelijkingsobjecten en het woningwaarderapport van eiser onderbouwen volgens eiser een lagere waarde. Verder stelt eiser dat verweerder in de bezwaarfase niet alle benodigde stukken heeft toegezonden en dat de uitspraak op bezwaar onvoldoende is gemotiveerd. Eiser heeft de stelling dat de woning niet energielabel C maar energielabel E heeft ter zitting laten vallen.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft verweerder een taxatieverslag en een matrix overgelegd. In de matrix is de waarde van de woning bepaald op € 756.000.
4. Ingevolge artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van de woning bepaald op de waarde die aan de woning dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. Deze waarde is naar de bedoeling van de wetgever "de prijs welke door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding". [1]
5. Verweerder dient aannemelijk te maken dat hij de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag heeft gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder, gelet op de door hem overgelegde matrix en hetgeen hij overigens heeft aangevoerd, hierin geslaagd. Uit de matrix volgt dat de laagste prijs per vierkante meter gebruiksoppervlakte van de vergelijkingsobjecten € 3.983 bedraagt, terwijl de woning een lagere waarde per vierkante meter heeft van € 3.938. Anders dan eiser stelt, heeft de [adres 2] niet een lagere eenheidsprijs per vierkante meter dan de woning. Met de matrix heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar zijn met de woning qua objectsoort, bouwjaar, ligging, en staat van onderhoud, en dat in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de woning, waaronder de gebruiksoppervlakte.
6. Eiser heeft met hetgeen hij heeft aangevoerd, waaronder de alternatieve vergelijkingsobjecten in het beroepschrift en het woningwaarderapport, niet aannemelijk gemaakt dat moet worden uitgegaan van een lagere waarde. Nog daargelaten dat verweerder vrij is in het kiezen van vergelijkingsobjecten, zijn de door eiser aangehaalde vergelijkingsobjecten op één na minder goed vergelijkbaar met de woning, vanwege de mindere staat van onderhoud en/of ligging. De door eiser gestelde overlast vanwege een drukke doorgaande weg en de nabijheid van winkels en restaurants is door verweerder gemotiveerd en afdoende weersproken. Bij de waardebepaling is overigens voldoende rekening gehouden met de omgevingsfactoren, die zijn namelijk verdisconteerd in de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten.
7. Van het door eiser gestelde motiveringsgebrek in de uitspraak op bezwaar is de rechtbank niet gebleken. Uit de uitspraak op bezwaar wordt voldoende duidelijk op welke gronden de bezwaren van eiser zijn afgewezen. Ook overigens is voldoende gereageerd op de grieven die eiser in het bezwaarschrift tegen de beschikking heeft aangevoerd. Verweerder mocht in de uitspraak op bezwaar volstaan met een summiere reactie op de enkele stellingen van eiser in het bezwaarschrift. In de uitspraak op bezwaar zijn deze stellingen vermeld en is mede in reactie daarop aangegeven dat de taxateur geen omstandigheden heeft geconstateerd die eventueel aanleiding zouden zijn om de vastgestelde waarde te verlagen.
8. Eiser heeft voorts nog aangevoerd dat verweerder tekortgeschoten is in het toezenden van stukken en inzichtelijk maken van de beschikking.
9. De rechtbank stelt vast dat in de bezwaarfase het taxatieverslag, met daarop drie vergelijkbare woningen, aan eiser zijn toegezonden. Daarnaast heeft verweerder verklaard dat de gemeente Den Haag nog geen KOUDV-factoren, grondstaffels en liggingsfactoren in het betreffende belastingjaar hanteerde. Met betrekking tot de indexering naar waardepeildatum heeft verweerder ter zitting verklaard geen gebruik te maken van indexeringspercentages en vergelijkingsobjecten te kiezen die zo dicht mogelijk bij de waardepeildatum liggen. De overige op de zaak betrekking hebbende stukken waar eiser in de bezwaarfase om heeft verzocht, zijn niet van toepassing in de onderhavige zaak. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder aan zijn verplichting van artikel 40 van de Wet WOZ voldaan, ook in het licht van het arrest van de Hoge Raad van 18 augustus 2023.
10. De verwijzing van eiser naar de uitspraak van gerechtshof Den Haag van 22 maart 2022 (ECLI:NL:GHDHA:2022:490) leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft ter zitting verklaard in de bezwaarfase over geen andere stukken dan het verstrekte taxatieverslag te beschikken. Anders dan het gerechtshof in voornoemde zaak heeft geoordeeld, ziet de rechtbank in de onderhavige zaak geen aanwijzing dat verweerder reeds in de bezwaarfase over meer op de zaak betrekking hebbende stukken beschikte. De rechtbank wijst verder op de uitspraak van gerechtshof Den Haag van 19 mei 2022, (ECLI:NL:GHDHA:2022:886) waarin is overwogen dat waarderen geen exacte wetenschap is en het beoordelen van de juistheid van de waarde niet gaat over de vraag of de samenstellende onderdelen van het object op de juiste bedragen zijn vastgesteld of over het vaststellen van de juiste bedragen van verschillen in KOUDV-factoren, maar om de beoordeling van de WOZ-waarde als geheel.
11. Gelet op wat hiervoor is overwogen, zijn de waarde van de woning en de daarop gebaseerde aanslag niet te hoog vastgesteld. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Vijverberg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 januari 2024.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).

Voetnoten

1.Kamerstukken II 1992/93, 22 885, nr. 3, blz. 44.