In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, [eiser 1] en [eiser 2], en het college van burgemeester en wethouders van Gouda. De rechtbank behandelt een beroep tegen de intrekking van de bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) en de terugvordering van te veel ontvangen bijstand. De intrekking van de bijstandsuitkering is gebaseerd op de schending van de inlichtingenplicht door eisers, die ondanks herhaalde verzoeken geen gegevens hebben verstrekt over hun onderneming. De rechtbank oordeelt dat eisers de inlichtingenplicht hebben geschonden, omdat zij niet alle relevante informatie hebben aangeleverd die nodig was om het recht op bijstand vast te stellen. De rechtbank wijst erop dat het aan de bijstandsverlenende instantie is om de schending van de inlichtingenplicht aannemelijk te maken, maar dat het aan de eisers is om aan te tonen dat zij recht hadden op bijstand als zij aan de verplichtingen hadden voldaan. De rechtbank concludeert dat eisers niet hebben aangetoond dat zij recht hadden op bijstand en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak heeft gevolgen voor de terugvordering van de bijstand en de proceskosten.