ECLI:NL:RBDHA:2024:21448

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
SGR 24/1453
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een naturalisatieverzoek wegens twijfels over identiteit en nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar naturalisatieverzoek beoordeeld. Eiseres, die stelt de Irakese nationaliteit te hebben, diende op 14 april 2022 een verzoek tot naturalisatie in. Dit verzoek werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op 20 september 2023, met een bevestiging van de afwijzing in het bestreden besluit van 9 februari 2024. De staatssecretaris had twijfels over de identiteit en nationaliteit van eiseres, gebaseerd op een onderzoek van Bureau Documenten, dat op 7 april 2024 werd uitgevoerd. Eiseres had documenten overgelegd, waaronder een Iraaks paspoort en een geboorteakte, maar de echtheid van deze documenten werd betwijfeld.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht twijfels had over de identiteit en nationaliteit van eiseres. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen contra-expertise heeft laten uitvoeren en dat de legalisaties van de documenten niet als betrouwbaar kunnen worden beschouwd. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet verplicht was om eiseres te horen, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van het naturalisatieverzoek rechtmatig was. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de verzoeker om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en de rol van de staatssecretaris in het beoordelen van de bewijswaarde van de overgelegde documenten. De rechtbank bevestigt dat de staatssecretaris niet zonder meer kan afgaan op de inhoud van de overgelegde documenten, vooral als er twijfels zijn over de echtheid ervan.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/1453

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.T.M. Vroom-van Berkel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar naturalisatieverzoek.
1.1.
Verweerder heeft dit verzoek met het besluit van 20 september 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 9 februari 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van het verzoek gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de partner van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres geeft aan dat zij de Irakese nationaliteit heeft. Op 14 april 2022 heeft eiseres een verzoek tot naturalisatie ingediend.
2.1.
Verweerder heeft eiseres verzoek afgewezen, omdat verweerder twijfels heeft over de Irakese identiteit en nationaliteit van eiseres. Eiseres heeft een Iraaks paspoort, Iraakse geboorteakte met vertaling en legalisaties van de Iraakse ambassade en het Iraakse ministerie van Gezondheid overgelegd waarvan de echtheid wordt betwijfeld
.Deze twijfels zijn ontstaan door het onderzoek van Bureau Documenten van 7 april 2024.
2.2.
De eerste vragen die in deze zaak moeten worden beantwoord is of verweerder mocht concluderen dat er gerede twijfels zijn over de identiteit en nationaliteit van eiseres en of eiseres die twijfels heeft weggenomen. Ook moet de vraag worden beantwoord of verweerder eiseres had moeten horen.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres is het niet eens met het besluit. Eiseres meent dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht, omdat uit het dossier niet blijkt dat verweerder is nagegaan hoe Bureau Documenten tot zijn conclusie is gekomen. Ook is het onderzoek niet inzichtelijk en niet concludent, omdat twee Iraakse instanties de geboorteakte gelegaliseerd hebben en geen valsheid opmerkten. Daarnaast is het paspoort echt bevonden en staat het verweerder niet vrij om daar geen waarde aan te hechten. Als verweerder twijfels had over het brondocument, was het aan verweerder om onderzoek te laten verrichten bij het land van afgifte. Daar komt nog bij dat het onzorgvuldig is dat verweerder het paspoort van eiseres niet heeft teruggeven en ook niet heeft gereageerd op haar verzoek. Tot slot is haar hoorplicht geschonden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank vindt dat verweerder terecht het naturalisatieverzoek van eiseres heeft afgewezen. Het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Kunnen de identiteit en nationaliteit van eiseres worden vastgesteld?
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op basis van het onderzoek van Bureau Documenten mocht concluderen dat de identiteit en nationaliteit niet konden worden vastgesteld. De rechtbank ligt dit hieronder uit.
5.1.
Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [1] volgt het aan een verzoeker is om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen en dat het aan de staatssecretaris is om te beoordelen of de identiteit en nationaliteit van die verzoeker met de door hem overgelegde stukken zijn komen vast te staan. De verlening van het Nederlanderschap is, wegens de daaraan verbonden gevolgen, een zaak van groot gewicht en is de staatssecretaris dan ook bevoegd om op de daartoe geëigende wijze bewijs van de gestelde identiteit en nationaliteit van een verzoeker te verlangen. [2] Dat betekent dat de identiteit en de nationaliteit van een verzoeker buiten twijfel moeten zijn.
5.2.
Recent heeft de hoogste bestuursrechter het toetsingskader uitgelegd voor de beoordeling van de bewijswaarde van documenten die verzoekers bij hun naturalisatieverzoek overleggen. [3] De staatssecretaris moet, als er twijfel bestaat over de identiteit en nationaliteit van de verzoeker, nagaan of de verzoeker de gerezen twijfel heeft weggenomen met de door hem overgelegde documenten. In dat kader zal de staatssecretaris moeten beoordelen of buiten twijfel uit de documenten volgt dat de daarin vermelde identiteit en nationaliteit juist zijn. De staatssecretaris mag daarbij niet zonder deugdelijke motivering voorbijgaan aan die documenten. De bewijswaarde van de overgelegde documenten is hierbij doorslaggevend.
5.3.
Ook hoeft de staatssecretaris niet zonder meer uit te gaan van de feiten die in de overgelegde authentieke documenten zijn vermeld. Bij het beoordelen of hij van deze feiten moet uitgaan, moet de staatssecretaris nagaan of voorafgaand aan de afgifte van de documenten een behoorlijk onderzoek in de vorm van een deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden. Als de staatssecretaris stelt dat er geen deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden, moet hij dit concreet onderbouwen. Om de staatssecretaris in staat te stellen hierover een standpunt in te nemen, mag hij van een verzoeker verlangen dat hij de onderliggende documenten overlegt, tenzij de verzoeker aannemelijk maakt dat hij dit niet kan en dat de staatssecretaris hem dit niet mag verwijten. Verder geldt dat de staatssecretaris in beginsel van de juistheid van de gegevens in een door de bevoegde autoriteit afgegeven paspoort moet uitgaan.
5.4.
In deze zaak zijn er twijfels ontstaan door het onderzoek van Bureau Documenten. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [4] is een door het Bureau Documenten opgestelde verklaring van onderzoek een deskundigenadvies. Verweerder mag op een advies van het Bureau Documenten afgaan, nadat hij is nagegaan of het advies op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het bestuursorgaan niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het bestuursorgaan de deskundige om een reactie op wat de betrokkene over het advies heeft aangevoerd. [5]
5.5.
Het Bureau Documenten concludeerde in zijn rapport van 7 april 2023 dat het paspoort en de legalisatie de ambassade als het Irakese ministerie van Buitenlandse Zaken en de ambassade in Den Haag echt zijn. Maar omdat de geboorteakte volgens het Bureau Documenten met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is en niet bevoegd opgemaakt en afgegeven is, concludeerde het Bureau Documenten dat deze legalisaties van de geboorteakte frauduleus zijn verkregen. Ook is volgens het Bureau Documenten de legalisatie van het ministerie van Gezondheid met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt.
5.6.
De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht concludeerde dat de identiteit en nationaliteit van eiseres niet met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld met de door haar overgelegde documenten. Er zijn geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de inhoudelijke juistheid en de zorgvuldige totstandkoming van dit onderzoek. Allereerst heeft eiseres geen contra-expertise laten uitvoeren. Het argument dat het bevreemding wekt dat twee Iraakse instanties de geboorteakte hebben gelegaliseerd en geen valsheid hebben opgemerkt, kan de rechtbank niet volgen. Het Bureau Documenten heeft namelijk geconcludeerd dat de legalisaties niet echt zijn of frauduleus zijn verkregen. Aan de geboorteakte kan daarom niet de door eiseres gewenste waarde worden gehecht. Juist omdat de legalisaties vals of frauduleus zijn, bestaat juist – anders dan eiseres betoogt – twijfel over deze documenten. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat eiseres geen contra-expertise heeft laten uitvoeren. Sowieso biedt legalisatie geen uitsluitsel over de inhoudelijke juistheid van het document, zoals verweerder terecht heeft overwogen. [6] De legalisatie gaat over het controleren van de handtekening, niet over de echtheid van het document zelf.
5.7.
Verweerder mocht geen betekenis toekennen aan het paspoort, ook al concludeerde Bureau Documenten dat het paspoort echt was. Het paspoort is namelijk tot stand gekomen op basis van een brondocument (de geboorteakte) dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is. [7] Met de vergewisbrief van 13 april 2023 en het inzien van zowel het onderzoek van Bureau Documenten als de onderliggende stukken, heeft verweerder dan ook voldaan aan haar vergewisplicht. Tot slot overweegt de rechtbank dat eiseres inmiddels haar paspoort al ruime tijd weer terug heeft en zij gaat daarom voorbij aan de gronden die eiseres hierover heeft aangevoerd.
Had verweerder eiseres moeten horen?
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiseres niet hoefde te horen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
6.1.
Zoals eiseres terecht aanvoert, vormt het horen een essentieel onderdeel van de bezwaarfase. Het bestuursorgaan kan van horen afzien om een aantal redenen. [8] Zo kan het bestuursorgaan van horen afzien als een bezwaar kennelijk ongegrond is. Uit vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat dit het geval is als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat het in bezwaar aangevoerde niet tot een ander standpunt kan leiden dan in het primaire besluit is vervat. [9]
6.2.
Verweerder heeft terecht overwogen dat het bezwaar kennelijk ongegrond was. Eiseres heeft namelijk in bezwaar geen nieuwe feiten, omstandigheden of argumenten aangevoerd die voor de staatssecretaris aanleiding hadden moeten vormen om eisers te horen. Gelet op wat hiervoor is overwogen, staat het redelijkerwijs buiten twijfel dat het bezwaar niet kon slagen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de naturalisatieaanvraag van eiseres mocht weigeren. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. E.J.C. Korbee, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 29 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4302, r.o. 5.1.
2.Zie de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003, paragrafen 3.5.1 tot en met 3.5.3 van het beleid voor artikel 7 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN), en artikel 31, lid 5, van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State (de Afdeling) van 29 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4302, r.o. 5.3-5.7.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:197.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 5 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2330, r.o. 4.2.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2065, r.o. 2.1.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 31 mei 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2065, r.o. 2.1.
8.Zie artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb.
9.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2564, onder 4.1.