In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 17 december 2024 uitspraak gedaan in de zaak van eiseres, een Palestijnse vrouw, die een opvolgende asielaanvraag had ingediend. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie als kennelijk ongegrond. Eiseres had eerder asielaanvragen ingediend en haar huidige aanvraag was gebaseerd op een Palestijns paspoort en een rijbewijs uit de Verenigde Arabische Emiraten (VAE). De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 november 2024, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.
De rechtbank oordeelde dat de identiteit en nationaliteit van eiseres geloofwaardig waren, maar dat haar herkomst niet geloofwaardig was. Eiseres had tegenstrijdige verklaringen afgelegd over haar verblijf in Syrië en de VAE, en de taalanalyse wees uit dat haar spraak te herleiden was tot Libanon. De rechtbank concludeerde dat eiseres onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat zij langdurig in Abu Dhabi had verbleven. Eiseres voerde aan dat verweerder ambtshalve had moeten toetsen aan het buitenschuldbeleid en dat er een nieuw medisch advies had moeten worden opgevraagd vanwege haar verslechterde gezondheid. De rechtbank verwierp deze argumenten, omdat verweerder niet verplicht was om ambtshalve te toetsen bij een opvolgende asielaanvraag.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag. Eiseres kreeg geen proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er werd informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.