ECLI:NL:RBDHA:2024:21519

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
NL24.37503
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van niet-geloofwaardige herkomst en tegenstrijdige verklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 17 december 2024 uitspraak gedaan in de zaak van eiseres, een Palestijnse vrouw, die een opvolgende asielaanvraag had ingediend. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie als kennelijk ongegrond. Eiseres had eerder asielaanvragen ingediend en haar huidige aanvraag was gebaseerd op een Palestijns paspoort en een rijbewijs uit de Verenigde Arabische Emiraten (VAE). De rechtbank heeft de zaak behandeld op 28 november 2024, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.

De rechtbank oordeelde dat de identiteit en nationaliteit van eiseres geloofwaardig waren, maar dat haar herkomst niet geloofwaardig was. Eiseres had tegenstrijdige verklaringen afgelegd over haar verblijf in Syrië en de VAE, en de taalanalyse wees uit dat haar spraak te herleiden was tot Libanon. De rechtbank concludeerde dat eiseres onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat zij langdurig in Abu Dhabi had verbleven. Eiseres voerde aan dat verweerder ambtshalve had moeten toetsen aan het buitenschuldbeleid en dat er een nieuw medisch advies had moeten worden opgevraagd vanwege haar verslechterde gezondheid. De rechtbank verwierp deze argumenten, omdat verweerder niet verplicht was om ambtshalve te toetsen bij een opvolgende asielaanvraag.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag. Eiseres kreeg geen proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er werd informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.37503

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. N. van Bremen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.P. Arts).

Inleiding

Met het besluit van 23 september 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de vijfde opvolgende asielaanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2024 in Breda op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiseres is geboren op [datum] 1964 en van Palestijnse afkomst. Eiseres heeft al eerder asielaanvragen ingediend. De nu voorliggende opvolgende aanvraag is ingediend op 20 december 2022. Hieraan heeft eiseres een Palestijns paspoort en een rijbewijs uit de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) ten grondslag gelegd, waarmee zij haar identiteit en nationaliteit aannemelijk kan maken.
Het bestreden besluit
4. Verweerder heeft de identiteit en nationaliteit geloofwaardig geacht. De herkomst van eiseres is echter niet geloofwaardig geacht. Eiseres heeft eerder tegenstrijdig verklaard over haar verblijf in Syrië en de VAE. Deze tegenstrijdigheden heeft zij met haar verklaringen niet kunnen weggenomen. Verder blijkt uit de taalanalyse dat haar spraak was te herleiden tot Libanon en dat er geen aanwijzingen zijn voor een langdurig verblijf in Syrië of de VAE. Het overgelegde rijbewijs toont aan dat zij op enig moment in de VAE is geweest, maar hieruit volgt niet dat zij langdurig in de VAE heeft verbleven. Ook heeft eiseres in haar verklaringen in het gehoor opvolgende aanvraag meerdere vragen foutief beantwoord, waardoor zij onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij langere tijd in Abu Dhabi heeft verbleven.
Het standpunt van eiseres
5. Eiseres kan zich niet vinden in het bestreden besluit. Ze voert aan dat haar herkomst wel geloofwaardig is. Verder had verweerder ambtshalve moeten toetsen aan het buitenschuldbeleid, nu zij geen toegang krijgt tot Abu Dhabi. Hierbij wordt verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, van 3 augustus 2023. [1] Bovendien had een nieuw medisch advies moeten worden opgevraagd, gelet op de verslechterde gezondheid van eiseres. Ter zitting is namens eiseres aangevoerd dat naast Abu Dhabi eerder ook Libanon werd aangemerkt als land waar zij naar moest terugkeren. Verweerder heeft niet alleen op basis van de verklaringen van eiseres Abu Dhabi mogen noemen in het terugkeerbesluit, temeer nu de herkomst van eiseres op basis van diezelfde verklaringen niet geloofwaardig is geacht.
Herkomst van eiseres
6. Verweerder heeft zich niet ten onrechte en voldoende deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres herkomst niet geloofwaardig is. Allereerst is van belang dat uit de taalanalyse en de contra-expertise is gebleken dat haar taalgebruik geen aanwijzingen geeft waaruit kan worden afgeleid dat zij langere tijd in Abu Dhabi heeft verbleven. Verder heeft zij in eerdere procedures tegenstrijdig verklaard over haar herkomst. Dit staat ook in rechte vast. [2] Verder heeft eiseres foutieve verklaringen over de leefomgeving in Abu Dhabi afgelegd. Dit wordt door eiseres niet betwist. Het overgelegde rijbewijs uit de VAE maakt weliswaar aannemelijk dat zij op enig moment in Abu Dhabi is geweest, maar hieruit blijkt niet dat zij daar langdurig heeft verbleven.
7. Uit artikel 3.6a, eerste lid, van het Vb [3] volgt dat verweerder bij de afwijzing van een eerste asielaanvraag ambtshalve moet beoordelen of een vreemdeling in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning. Nu echter sprake is van een opvolgende asielaanvraag hoefde verweerder dit niet ambtshalve te toetsen. Dit volgt ook uit paragraaf C1/4.8 van de Vc. [4] Bovendien heeft eiseres pas in beroep de niet onderbouwde stelling naar voren gebracht dat zij geen toegang kan krijgen tot Abu Dhabi. Deze beroepsgrond slaagt dan ook niet.
8. Uit artikel 3.118b, tweede lid, in samenhang met artikel 3.109 van het Vb volgt daarnaast dat enkel bij een eerste asielaanvraag een medisch onderzoek moet worden aangeboden. Nu voor of ten tijde van het gehoor opvolgende aanvraag niet is gebleken dat er sprake was van een verslechterde medische situatie of dat eiseres niet in staat was te verklaren, hoefde verweerder ook geen nieuw medisch advies te vragen.
9. Uit de uitspraak van de Afdeling [5] van 8 mei 2024 [6] volgt dat verweerder in het terugkeerbesluit een land moet noemen waar de vreemdeling naar moet terugkeren, ook al is de herkomst niet geloofwaardig geacht. Verweerder hoeft na de beoordeling van de asielaanvraag geen nader onderzoek te doen naar het land waar eiseres naar kan of zou moeten terugkeren. Nu eiseres niet kan terugkeren naar Libanon [7] of Syrië mocht verweerder op grond van eiseres verklaringen Abu Dhabi aanmerken als land waar zij naar kan terugkeren.

Conclusie en gevolgen

10. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 17 december 2024 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond van 5 juli 2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:5090.
3.Vreemdelingenbesluit 2000.
4.Vreemdelingencirculaire 2000.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.Gelet op het besluit- en vertrekmoratorium dat op 14 november 2024 bekend is gemaakt.