Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.1. [eiser 1] e.a., uit [woonplaats] ,
2.[eiser 2] e.a., uit [woonplaats] ,
[derde-partij 1] en [derde-partij 2]uit [woonplaats] (vergunninghouders).
Welke rol speelt de geweigerde vergunning uit 2008?
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van eisers tegen de omgevingsvergunning voor de bouw van een dakopbouw op een woning in Leiden. De omgevingsvergunning werd verleend door het college van burgemeester en wethouders van Leiden op 25 september 2020, en het bestreden besluit op de bezwaren van eisers volgde op 17 maart 2021. De rechtbank heeft de beroepen op 18 oktober 2024 behandeld, waarbij eisers en de gemachtigden van het college aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eisers niet slagen en verklaart de beroepen ongegrond.
Eisers, bewoners in de nabijheid van de woning, zijn van mening dat de dakopbouw leidt tot onaanvaardbare schaduwhinder en in strijd is met de redelijke eisen van welstand. De rechtbank overweegt dat de omgevingsvergunning is verleend in overeenstemming met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en dat de hogere goothoogte van 9,7 m niet in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. De rechtbank stelt vast dat de dakopbouw niet alleen voldoet aan de bouwhoogte, maar ook dat de schaduwhinder in vergelijking met wat maximaal mogelijk is volgens het bestemmingsplan aanvaardbaar is.
De rechtbank wijst erop dat de omgevingsvergunning niet in strijd is met de redelijke eisen van welstand, aangezien het college zich heeft gebaseerd op een positief welstandsadvies van de Welstands- en Monumentencommissie Leiden. De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid heeft kunnen afwijken van de eerdere weigering van een bouwvergunning in 2008, gezien de veranderde omstandigheden en inzichten over de inrichting van de omgeving. De beroepen van eisers worden ongegrond verklaard, en zij krijgen geen vergoeding van proceskosten.