In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie. Eerder, op 2 november 2023, had de rechtbank het beroep gegrond verklaard en de minister een beslistermijn van acht weken opgelegd, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding. Op 18 april 2024 hebben eisers opnieuw beroep ingesteld, omdat de minister niet tijdig had beslist op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was en het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft het verzoek van eisers om vrijstelling van het griffierecht toegewezen. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld met een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de nareisaanvraag van een van de eisers was ingetrokken, waardoor het beroep voor deze eiser niet-ontvankelijk werd verklaard. Voor de overige eisers is het beroep gegrond verklaard, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn had beslist. De rechtbank heeft de minister een nieuwe termijn van acht weken gegeven om alsnog een besluit te nemen en een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd bij overschrijding, met een maximum van € 7.500,-.
De rechtbank heeft de minister ook veroordeeld in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars-Mast, in aanwezigheid van griffier mr. B.A. Smit, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.