ECLI:NL:RBDHA:2024:21620

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
NL24.47815
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet

Op 27 november 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie aan eiser, die de Algerijnse nationaliteit claimt, een maatregel van bewaring opgelegd op basis van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 13 december 2024 is behandeld. Tijdens de zitting was eiser aanwezig in het detentiecentrum in Rotterdam, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de minister was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de maatregel van bewaring bevestigd. De rechtbank oordeelde dat de minister voldoende gronden had om de maatregel op te leggen, waaronder het risico op onttrekking aan het toezicht en de noodzaak om gegevens te verkrijgen voor de beoordeling van de asielaanvraag van eiser. De rechtbank concludeerde dat de minister voortvarend werkt aan de asielaanvraag en dat er geen aanleiding was voor het opleggen van een lichter middel. Het verzoek om schadevergoeding werd eveneens afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.47815

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. M.K. Bhadai),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. N. Mikołajczyk).

Inleiding

1. De minister heeft op 27 november 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
1.1.
Eiser heeft tegen de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Dit beroep moet ook worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 13 december 2024, met behulp van telehoren, op zitting behandeld. Eiser is verschenen op het detentiecentrum in Rotterdam, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook is een tolk verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

2. Eiser stelt de Algerijnse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum].
3. De minister heeft de maatregel gebaseerd op artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b (b-grond) en c (c-grond), van de Vw. Als aan de daarvoor gestelde eisen is voldaan, is elk van deze gronden afzonderlijk voldoende om de maatregel te kunnen dragen. In dit verband stelt de minister zich op het standpunt dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van eisers asielaanvraag, wegens het risico op onttrekking aan het toezicht op vreemdelingen (b-grond). De minister heeft hieraan ten grondslag dat eiser:
(zware gronden)3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
(lichte gronden)4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3.1.
Daarnaast heeft de minister in de maatregel van bewaring overwogen dat eiser (1°) in bewaring werd gehouden in het kader van een terugkeerprocedure uit hoofde van de Terugkeerrichtlijn, (2°) al de mogelijkheid van toegang tot de asielprocedure heeft gehad en (3°) op redelijke gronden kan worden aangenomen dat hij de aanvraag alleen heeft ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit uit te stellen of te verijdelen (c-grond).
3.2.
De minister heeft de gronden in de maatregel nader gemotiveerd. Verder heeft de minister gemotiveerd waarom een minder dwingende maatregel (lichter middel) niet doeltreffend kan worden toegepast.
3.3.
Hierna beoordeelt de rechtbank het beroep tegen de maatregel van bewaring. Daarbij bespreekt zij de beroepsgronden en toetst zij de rechtmatigheid van de bewaring ambtshalve.
Voortraject
4. De rechtbank stelt vast dat eiser de procedure voorafgaand aan de inbewaringstelling niet heeft bestreden. De stelling van eiser, dat de grondslag voor de maatregel van bewaring te laat is omgezet, treft geen doel. De rechtbank overweegt dat eiser de vraag, of de maatregel tijdig is omgezet, aan de orde had kunnen stellen in een beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring van 27 februari 2024. [1] Omdat die maatregel hier nu niet ter toetsing voorligt, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of die maatregel te laat is omgezet.
Grondslag
5. De rechtbank is van oordeel dat de maatregel terecht op basis van de b-grond van artikel 59b van de Vw is opgelegd. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat met een deugdelijke motivering van het bestaan van een risico op onttrekking aan het toezicht ook gegeven is dat een maatregel van bewaring noodzakelijk is met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, omdat anders die gegevens niet zouden kunnen worden verkregen. [2] Eiser heeft dit niet betwist.
5.1.
De rechtbank is bovendien van oordeel dat ook artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder c van de Vw (c-grond) terecht aan de maatregel ten grondslag is gelegd. Eiser werd al voor het opleggen van de huidige maatregel in bewaring gehouden in het kader van een terugkeerprocedure uit hoofde van de Terugkeerrichtlijn en heeft ook al de mogelijkheid van toegang tot de asielprocedure gehad. Eiser verblijft sinds 27 februari 2024 in bewaring en heeft ervoor gekozen om net voor zijn uitzetting naar Algerije asiel aan te vragen.
Gronden
6. De rechtbank stelt vast dat eiser de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, niet heeft betwist. De rechtbank ziet ook ambtshalve toetsend geen aanleiding voor het oordeel dat de gronden de maatregel van bewaring niet kunnen dragen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de zware en lichte gronden 3a, 3b, 3c, 4a en 4d in samenhang gezien en gelet op de motivering in de maatregel, voldoende zijn om de maatregel van bewaring te kunnen dragen en dat voldoende grond bestaat voor het standpunt van de minister dat er een risico op onttrekking bestaat en dat eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De rechtbank laat de beoordeling van de rechtmatigheid van grond 4c daarom onbesproken.
Lichter middel
7. De minister is er terecht vanuit gegaan dat eiser niet uit eigen beweging gevolg zal geven aan de hem rustende vertrekplicht. Dit volgt uit de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, de plicht tot terugkeer die volgt uit de beschikking van 22 december 2023, het feit dat eiser niet meewerkt aan terugkeer en ook niet wil terugkeren naar Algerije. Een lichter middel volstaat daarom niet om de uitzetting van eiser te verzekeren.
7.1.
Verder is de rechtbank niet gebleken van persoonlijke belangen van eiser die de bewaring voor hem onevenredig bezwarend maken en waarin de minister aanleiding heeft moeten zien eiser een lichter middel dan bewaring op te leggen. De minister heeft eisers belangen, waaronder zijn psychische problemen, kenbaar betrokken bij de maatregel. Zo heeft de minister aangegeven dat eiser in het detentiecentrum medische hulp kan krijgen, die gelijk is aan de medische hulp in de vrije maatschappij.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat, ondanks dat eiser al negen en een halve maand in bewaring verblijft, dit enkele feit niet maakt dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is of dat de minister een lichter middel op had moeten leggen. Eiser heeft er zelf voor gekozen om vlak voor zijn uitzetting asiel aan te vragen. Eisers stelling, dat het niet vaststond dat hij zou worden uitgezet omdat er geen laissez-passer (lp) was afgegeven, maakt het oordeel niet anders. Uit de voortgangsrapportage volgt namelijk dat eiser op 19 november 2024 is geïnformeerd over zijn vertrek. Hij heeft op dat moment de vluchtgegevens ontvangen voor de vlucht van 28 november 2024. Dat het niet vaststond of eiser zou worden uitgezet kan dus niet worden gevolgd. Op de zitting heeft de minister toegelicht dat er op 6 december 2024 een lp voor eiser is afgegeven door de Algerijnse autoriteiten. De minister heeft aan eiser terecht geen lichte middel opgelegd.
Voortvarend werken aan de asielaanvraag
8. De rechtbank is van oordeel dat de minister voldoende voortvarend aan de asielaanvraag van eiser werkt. Zo heeft er op 5 december 2024 een nader gehoor plaatsgevonden en is er op 11 december 2024 een voornemen uitgebracht op de asielaanvraag van eiser. Deze gang van zaken acht de rechtbank voldoende voortvarend.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), van 10 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:67.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4011.