ECLI:NL:RBDHA:2024:2166
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf op basis van het jongvolwassenenbeleid en artikel 8 van het EVRM
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) met als doel verblijf als familie- of gezinslid bij hun zoon, referent, in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 11 maart 2022 afgewezen, en dit besluit werd in een later bezwaar bevestigd. De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eisers, referent en een tolk aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de belangen van de Nederlandse Staat zwaarder wegen dan die van eisers en referent. De rechtbank stelt vast dat er sprake is van familie- en gezinsleven tussen eisers en referent, en dat het jongvolwassenenbeleid van toepassing is. De staatssecretaris had een belangenafweging moeten maken, maar heeft dit niet deugdelijk gedaan. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet voldoende rekening heeft gehouden met de objectieve belemmeringen die eisers ondervinden in Syrië en de invloed daarvan op de beslisruimte van de staatssecretaris.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van eisers en referent in acht moeten worden genomen. Tevens moet de staatssecretaris het griffierecht en proceskosten aan eisers vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging in het kader van het jongvolwassenenbeleid en de bescherming van het gezinsleven onder artikel 8 van het EVRM.