ECLI:NL:RBDHA:2024:21689

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
NL24.32462
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van geloofwaardigheid en procesbelang

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die op 24 juli 2024 een aanvraag indiende voor een verblijfsvergunning asiel, kreeg op 14 augustus 2024 te horen dat zijn aanvraag als kennelijk ongegrond was afgewezen. De rechtbank behandelt de zaak in enkelvoudige kamer en oordeelt over de ontvankelijkheid van het beroep, waarbij eiser niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde.

De rechtbank onderzoekt of de afwijzing van de asielaanvraag door verweerder terecht was. Verweerder had twijfels over het procesbelang van eiser, omdat hij met onbekende bestemming was vertrokken. Echter, de rechtbank oordeelt dat eiser, door contact te onderhouden met zijn gemachtigde, nog steeds belang heeft bij de procedure. Eiser, van Marokkaanse afkomst, heeft eerder asielaanvragen ingediend die niet inhoudelijk zijn behandeld. Hij stelt dat hij in Marokko problemen heeft ondervonden vanwege zijn biseksuele geaardheid, maar verweerder vindt zijn verklaringen ongeloofwaardig en onvoldoende onderbouwd.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag als kennelijk ongegrond terecht is. Eiser heeft geen documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn identiteit en zijn verklaringen over mishandeling zijn niet overtuigend. De rechtbank wijst erop dat het beleid van verweerder in lijn is met de wetgeving en dat er geen reden is om aan te nemen dat eiser in Marokko vervolging zal ondervinden. De uitspraak bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag en verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.32462

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A.R.J. Maas).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag. Eiser heeft op 24 juli 2024 deze aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 14 augustus 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 7 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. Eiser is niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder eisers asielaanvraag terecht heeft afgewezen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.

Ontvankelijkheid

3. Vanwege de door verweerder ter zitting opgeworpen vraag met betrekking tot het procesbelang van eiser, beoordeelt de rechtbank eerst de ontvankelijkheid van eisers beroep.
4. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Daarbij wijst verweerder op een proces-verbaal van de Koninklijke Marechaussee dat eiser is aangetroffen in een trein in Enschede. [1] Dat betekent dat die trein vanuit Duitsland is gekomen en dat eiser het grondgebied van Nederland had verlaten. Er zijn onvoldoende concrete aanwijzingen waar eiser zich bevindt en dus twijfelt verweerder aan eisers procesbelang. De gemachtigde van eiser heeft hierop aangegeven dat zij voor de zitting nog contact heeft gehad met eiser en hij haar heeft verteld dat hij in Nederland is en bij een vriend verblijft.
5. Uit vaste rechtspraak [2] volgt dat als een vreemdeling nog wel contact onderhoudt met zijn gemachtigde, hij daarmee laat blijken nog wel prijs te stellen op bescherming in Nederland. Hij heeft dan een belang bij zijn beroep. De gemachtigde moet weten waar de vreemdeling verblijft en moet contact hebben met de vreemdeling over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
6. Vanwege de verklaring van de gemachtigde van eiser en de beperkte aanwijzing en informatie van verweerder, oordeelt de rechtbank dat eiser procesbelang heeft. Het beroep is ontvankelijk.
Het asielrelaas
7. Eiser verklaart dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft en is geboren op [datum] 1997.
8. Eiser heeft op 14 maart 2021 en op 11 januari 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Beide asielaanvragen zijn buiten behandeling gesteld [3] en niet inhoudelijk behandeld, omdat eiser beide keren met onbekende bestemming was vertrokken. Op 24 juli 2024 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend. Aan zijn asielaanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij in Marokko problemen had vanwege zijn biseksuele geaardheid. Eiser werd mishandeld door familie en kennissen en is bedreigd door de politie vanwege zijn geaardheid.

Het bestreden besluit

9. Verweerder heeft eisers opvolgende asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder b, c en g, van de Vw. Verweerder beoordeelt de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser deels geloofwaardig. Eiser heeft verschillende verklaringen afgelegd over zijn identiteit. Eiser heeft geen documenten aangeleverd om zijn verklaringen te onderbouwen en heeft geen inspanning geleverd om alsnog aan documenten te komen. Daarom gelooft verweerder de identiteit van eiser niet. De door eiser opgegeven nationaliteit en herkomst houdt verweerder wel aan. Verweerder twijfelt aan de noodzaak voor eiser om asiel te verkrijgen. Daarbij werpt verweerder aan eiser zijn tegenstrijdige verklaringen tegen alsook dat hij tweemaal eerder een asielaanvraag heeft ingediend en beide keren met onbekende bestemming is vertrokken.
10. Eisers tweede asielmotief, zijn problemen vanwege zijn biseksualiteit, vindt verweerder ongeloofwaardig. Verweerder overweegt dat eisers verklaringen niet met documenten zijn onderbouwd en dat eiser daarvoor geen goede verklaring heeft. Eiser verklaart in het bezit te zijn geweest van medische documenten en van documenten over zijn twee aangiftes van mishandeling. Eiser heeft geen poging ondernomen die documenten op te vragen. Daarnaast vormen eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel. In dat verband vindt verweerder de verklaringen oppervlakkig en summier. Ook blijkt uit de verklaringen niet dat eiser is mishandeld vanwege zijn biseksuele geaardheid. Eiser verklaart dat hij niemand heeft verteld dat hij biseksueel is en dat hij niet weet hoe zijn familie dat zou weten. Dat eiser is mishandeld vanwege zijn geaardheid is een aanname van eiser.

De beroepsgronden

11. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser voert aan dat hij zijn identiteit niet met documenten kan onderbouwen, omdat hij in Marokko nooit de gelegenheid heeft gehad een identiteitsbewijs aan te vragen. Er is enkel een geboorteakte en die is bij zijn familie, voor wie hij juist is gevlucht. Ook stelt eiser dat zijn verklaringen over de mishandeling door zijn neef en de mishandeling op straat wel logisch zijn. De beoordeling van verweerder is subjectief. Tevens heeft eiser voldoende verklaard dat hij is mishandeld vanwege zijn geaardheid; dat heeft hij van zijn familie gehoord. Zij waren erachter gekomen dat hij biseksueel is. Verder stelt eiser dat verweerder ten onrechte niet heeft betrokken dat eiser littekens heeft als gevolg van de mishandelingen. Eiser heeft voldoende inzicht gegeven in zijn persoonlijke beleving van zijn geaardheid en de door hem genoemde relaties. Zijn innerlijke strijd als gevolg van zijn geaardheid heeft hij inzichtelijk gemaakt voor verweerder. Tot slot stelt eiser dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat eisers atheïsme niet hoeft te worden getoetst aan artikel 3 van het EVRM [4] of aan het Vluchtelingenverdrag, omdat eiser nog geen problemen heeft ervaren.
12. Ter zitting heeft eiser aanvullend gewezen op de nieuwe werkinstructie die verweerder hanteert bij een geloofwaardigheidsbeoordeling. [5] Eiser verzoekt de rechtbank een oordeel te geven over de rechtvaardigheid van het beleid in het licht van het Unierecht. In dat kader voert eiser aan dat uit het nieuwe beleid een zwaardere bewijslast voor een vreemdeling volgt. Objectieve bewijsstukken hebben een prominente rol gekregen. De in artikel 31, zesde lid, van de Vw genoemde voorwaarden worden als checklist gebruikt. Uit rechtspraak volgt dat alle elementen in samenhang moeten worden getoetst en niet als cumulatieve voorwaarden. [6] Ook had verweerder moeten beoordelen of eiser het voordeel van de twijfel verdient.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Rechtvaardigheid beleid verweerder
13. In WI 2024/6 staat dat de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas in twee stappen plaatsvindt. In stap 1 worden de feiten en omstandigheden geïdentificeerd en wordt het asielrelaas vastgesteld. Het asielrelaas bestaat alleen uit de feiten en omstandigheden die verband houden met of relevant zijn voor de beoordeling of de vreemdeling te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade. Een asielrelaas kan bestaan uit één of meerdere (losse) asielmotieven. Onder het asielmotief vallen de feiten en omstandigheden die voor de vreemdeling reden vormen voor het aanvragen van bescherming. In stap 2 wordt de geloofwaardigheid van het asielmotief beoordeeld. Daarbij wordt eerst beoordeeld of het asielmotief voldoende is onderbouwd met objectieve bewijsstukken (stap 2a). Als een asielmotief niet of onvoldoende kan worden onderbouwd met objectieve documenten wordt een geloofwaardigheidstoets toegepast om tot een oordeel te komen over de geloofwaardigheid (stap 2b). In dat geval wordt getoetst aan de vijf cumulatieve voorwaarden van artikel 31, zesde lid, van de Vw. Als het asielmotief onvoldoende is onderbouwd met documenten en de vreemdeling niet voldoet aan één of meerdere van de vijf voorwaarden, is het asielmotief niet geloofwaardig.
13. Het is niet onredelijk dat verweerder vraagt naar objectieve documenten die het asielrelaas kunnen onderbouwen. Uit artikel 31, zesde lid, van de Vw volgt al dat eerst documenten worden beoordeeld en pas als dat niet het geval is, worden de verklaringen geloofwaardig geacht als aan de in dat lid genoemde voorwaarden is voldaan. Het beleid van verweerder is daarmee in lijn met dit wetsartikel. Dat er geen documenten zijn, is niet doorslaggevend. Uit de werkinstructie volgt dat verweerder in stap 2b rekening houdt met de omstandigheid dat van een vreemdeling doorgaans niet verwacht kan worden dat hij zijn asielrelaas volledig met bewijsmateriaal staaft. Ook in het geval van eiser blijkt niet dat verweerder het asielmotief ongeloofwaardig vindt omdat er geen documenten zijn. Uit het bestreden besluit volgt dat eisers verklaringen aan de voorwaarden van artikel 31, zesde lid, van de Vw zijn getoetst (stap 2b). Verweerder beoordeelt de verklaringen met betrekking tot eisers tweede asielmotief (problemen als gevolg van biseksualiteit) als ongeloofwaardig, omdat eiser geen bevredigende verklaring heeft gegeven voor het ontbreken van documenten en zijn verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. [7] Eisers identiteit is om dezelfde redenen ongeloofwaardig bevonden, met aanvullend de reden dat eiser geen oprechte inspanning heeft geleverd zijn aanvraag te staven. [8] Eisers verklaringen vormen het zwaartepunt van deze beoordeling. Het feit dat eiser geen documenten heeft overgelegd, speelt wel een rol. De reden hiervoor is dat eiser zelf heeft aangegeven dat hij documenten heeft ontvangen. Daarmee had eiser de aangiftes en zijn ziekenhuisopname kunnen onderbouwen. Verweerder heeft alle elementen in samenhang getoetst. Omdat niet aan alle voorwaarden van artikel 31, zesde lid, van de Vw wordt voldaan, hoeft verweerder niet te motiveren of eiser het voordeel van de twijfel verdient. Het beleid van verweerder is verder niet in strijd met de door eiser genoemde jurisprudentie. Er is derhalve geen aanleiding het beleid van verweerder als onredelijk aan te merken. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Geloofwaardigheid identiteit
15. Eisers betoog dat hij geen mogelijkheid had om aan identificerende documenten te komen, wordt niet gevolgd. Verweerder heeft terecht aangevoerd dat aan eiser meer mogelijkheden ter beschikking staan om aan dergelijke documenten te komen dan alleen via zijn ouders. Eiser heeft niets aangevoerd waaruit blijkt of en – zo ja – welke inspanningen hij heeft verricht om aan identificerende documenten te komen.
Mishandelingen
16. Verweerder heeft niet ten onrechte geoordeeld dat eisers verklaringen met betrekking tot de mishandelingen, in relatie tot zijn gestelde biseksualiteit, ontoereikend zijn. Dat verweerder niet objectief heeft getoetst, is niet gebleken. Eiser zegt enkel te vermoeden dat hij is mishandeld vanwege zijn geaardheid. Eiser verklaart bijvoorbeeld:
“Door wie bent u precies mishandeld? Wie zijn die twee mannen?
Ik weet tot op de dag van vandaag niet wie ze zijn.
Waarom bent u mishandeld?
Ik denk vanwege mijn geaardheid. 90 procent ben ik er zeker van dat zij op mij afgestuurd zijn door een van mijn familieleden.
Waarom denkt u dat?
Omdat zij tegen mij hadden gezegd dat ik de familienaam te schande heb gebracht en dat ik de familienaam heb verpest.
Hebben deze mannen tegen u gezegd dat zij u aanvielen, omdat u biseksueel bent?
Nee.
Hebben ze tegen u gezegd dat ze namens uw familie kwamen?
Nee.” [9]
17. Met deze verklaringen mocht verweerder concluderen dat eisers verklaringen zijn gebaseerd op vermoedens en hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij is mishandeld vanwege zijn geaardheid.
17. Verweerder mocht ook eisers verklaringen over de mishandeling door zijn neef beoordelen als niet aannemelijk. Eisers verklaringen op dit punt vormen geen samenhangend geheel. Zo stelt eiser in het gehoor dat er getuigen waren van de mishandeling. In de zienswijze en beroep stelt hij dat de getuigen pas na de mishandeling kwamen en dat zijn neef vanwege die getuigen een ambulance belde. [10] Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat zijn neef hem heeft mishandeld vanwege zijn geaardheid.
19. Met betrekking tot de littekens geldt dat verweerder deze niet heeft kunnen betrekken, omdat eiser daarover niet heeft gesproken in de gehoren. Eiser heeft niet toegelicht en niet onderbouwd om welke littekens het gaat en hoe hij die littekens heeft verkregen. Niet is gebleken dat er een verband is tussen de gestelde mishandelingen en de littekens.
Persoonlijke beleving en innerlijke strijd
20. Verweerder mocht zich op het standpunt stellen dat eisers verklaringen oppervlakkig en summier zijn. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat het zwaartepunt van de beoordeling ligt bij de verklaringen van eiser over zijn biseksualiteit. Het is aan eiser om zijn seksuele gerichtheid aannemelijk te maken. Dat heeft eiser niet gedaan. In het bestreden besluit heeft verweerder gemotiveerd dat eisers verklaringen voornamelijk betrekking hebben op seks en hij oppervlakkig en summier blijft waar het gaat over gevoelens en gedachten. Zo concludeert verweerder terecht dat eiser, toen hij erachter kwam dat hij op mannen valt, onvoldoende inzage heeft gegeven in zijn gevoelsleven. Eiser verklaart in het gehoor dat er weinig door zijn hoofd ging. [11] Verweerder beoordeelt terecht dat dit niet rijmt met eisers verklaring dat hij juist goed heeft nagedacht over zijn geaardheid, hoe eiser is opgegroeid en hoe men in Marokko aankijkt tegen biseksualiteit. [12] Op de vraag welke gedachten eiser dan had, blijft het antwoord van eiser beperkt en oppervlakkig.
21. Voorts wordt eisers stelling dat verweerder verklaringen uit de context heeft gehaald en selectief heeft getoetst, niet gevolgd. Eiser heeft dit standpunt onvoldoende toegelicht en onderbouwd.
Atheïsme
22. Dat eiser atheïst is, betekent niet dat hij om die reden problemen zal krijgen in Marokko. Eiser heeft niet onderbouwd dat Marokko voor hem persoonlijk niet veilig zou zijn; eiser stelt slechts in algemene zin dat de toets van verweerder onjuist en onzorgvuldig is. Verweerder heeft in het bestreden besluit met verwijzing naar landeninformatie en jurisprudentie overwogen dat het in Marokko geen probleem is als je atheïst bent. Verweerder mocht daarbij betrekken dat eiser geen problemen heeft ervaren in Marokko. Eiser heeft atheïsme ook niet als reden voor zijn vertrek uit Marokko aangegeven. Er is dan ook geen aanleiding te veronderstellen dat eiser moet vrezen voor vervolging of ernstige schade. Verweerder mocht derhalve concluderen dat eisers stellingen niet raken aan schending van het Vluchtelingenverdrag of artikel 3 van het EVRM. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

23. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 18 december 2024 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit proces-verbaal is niet aan het dossier toegevoegd.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.
3.Op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4.Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
5.Werkinstructie (WI) 2024/6 Geloofwaardigheidsbeoordeling (asiel).
6.Eiser verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 19 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1951 en de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 29 juni 2023, ECLI:EU:C:2023:523 (
7.Artikel 31, zesde lid, onder b en c, van de Vw.
8.Artikel 31, zesde lid, onder a, van de Vw.
9.Rapport gehoor veilig land van herkomst, p, 29.
10.Rapport gehoor veilig land van herkomst, p. 30.
11.Rapport gehoor veilig land van herkomst, p. 14.
12.Rapport gehoor veilig land van herkomst p. 17, 18.