ECLI:NL:RBDHA:2024:21698

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
AWB 24.6896
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag voor buitenlands pleegkind wegens gebrek aan aanvaardbare toekomst in Kenia en hechte persoonlijke banden

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 13 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) behandeld. Eiser, een minderjarige met de Keniaanse nationaliteit, had de aanvraag ingediend om bij zijn tante, referent, in Nederland te komen wonen. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de mvv-aanvraag terecht is, omdat niet is aangetoond dat eiser een aanvaardbare toekomst heeft in Kenia. De rechtbank stelt vast dat er geen bewijs is dat eiser feitelijk tot het gezin van referent behoort en dat er geen hechte persoonlijke banden zijn tussen hen. De rechtbank wijst erop dat de belangen van de Nederlandse overheid zwaarder wegen dan de persoonlijke belangen van eiser en referent. Eiser heeft in beroep niet voldoende onderbouwd dat er sprake is van een onaanvaardbare toekomst in Kenia, ondanks de zorgen die referent heeft over de situatie van eiser daar. De rechtbank concludeert dat de minister de mvv-aanvraag op goede gronden heeft afgewezen en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 24/6896

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

gemachtigde: mr. H. Selçuk,
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen de afwijzing van de voor hem ingediende aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mvv) voor verblijf bij zijn tante [referent] (hierna: referent).
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2024 op zitting behandeld in Breda. Hieraan hebben deelgenomen: referent, mr. H. Selçuk en de gemachtigde van verweerder. Ook de partner van referent was aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

1.
De rechtbank beoordeelt of het terecht is dat verweerder in het bestreden besluit bij de afwijzing van de mvv-aanvraag is gebleven. Zij doet dat aan de hand van wat eiser tegen dit besluit heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Inleiding
3. Eiser is geboren op [datum] 2004 en heeft de Keniaanse nationaliteit. Hij wil in Nederland bij referent komen wonen. Op 8 september 2022 heeft referent hiervoor een aanvraag ingediend. [1] Bij deze aanvraag is de volgende informatie verstrekt. Eisers vader is de broer van referent, [naam 1]. De moeder van eiser is [naam 2]. Eiser is opgevoed door zijn grootouders, de ouders van referent. In 2012 is eisers opa overleden, in 2017 zijn biologische vader en in 2021 zijn oma.
4. Verweerder heeft met het besluit van 2 februari 2023 (hierna: het primaire besluit) de mvv-aanvraag afgewezen. Hiertegen is bezwaar gemaakt.
Het bestreden besluit
5.
Bij het bestreden besluit van 21 maart 2024 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Niet gebleken is dat er voor eiser geen aanvaardbare toekomst is weggelegd in Kenia, evenmin is aangetoond dat eiser in Kenia feitelijk al behoorde tot het gezin van referent. Er is ook geen sprake van zodanige omstandigheden dat eiser niet of bezwaarlijk door in Kenia wonende naaste bloed- of aanverwanten kan worden verzorgd. Daarnaast is niet aangetoond of gebleken dat er hechte persoonlijke banden bestaan tussen eiser en referent. Er bestaat geen aanleiding om vanwege bijzondere omstandigheden af te wijken van de beleidsregels en de aanvraag toch in te willigen. [2] De beslissing om aan eiser geen verblijfsvergunning te verlenen is tot slot niet in strijd met artikel 8 van het EVRM. [3] Er is namelijk geen sprake van familie- en gezinsleven in de zin van dat artikel. Daarbij komt dat de belangen van de Nederlandse overheid zwaarder wegen dan het persoonlijke belang van referent, haar gezin en eiser.

Beroepsgronden

6. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Referent is van mening dat vaststaat dat zij voor haar vertrek naar Jordanië in 2013 samen met eiser heeft gewoond en voor hem heeft gezorgd. Daarnaast heeft referent onderbouwd dat zij sinds 2015 weer contact heeft met eiser. Ook heeft zij sinds 2020 bijgedragen in de kosten voor de zorg. Uit de overgelegde bewijsstukken van geldovermakingen blijkt verder wel degelijk dat dit geld voor eiser is bedoeld. De financiële afhankelijkheid van referent toont aan dat er sprake is van een onaanvaardbare toekomst. De familieleden van eiser in Kenia willen niet voor hem zorgen. Eiser kan ook geen hulp inschakelen tegen de familieleden die hem uit huis willen zetten. Hij is niet of nauwelijks in staat om voor zichzelf te zorgen, hij is van school gestuurd vanwege zijn homoseksuele geaardheid en wordt gestigmatiseerd en buitengesloten. Het is in Kenia niet mogelijk om zich te wenden tot de autoriteiten voor hulp. De hulp van de politie is alleen beperkt tot het opnemen van de aangifte, meer wordt er niet gedaan. Er is dan ook sprake van een onaanvaardbare toekomst voor eiser in Kenia. Daarnaast is er wel degelijk sprake van familie- en gezinsleven zoals beschermd door artikel 8 van het EVRM, omdat er sprake is van hechte persoonlijke banden. Verder kan niet van referent verwacht worden dat zij met haar gezin naar Kenia verhuist om vorm te geven aan het gezinsleven met eiser, omdat dit een onevenredige inbreuk vormt.
Toepasselijke wet- en regelgeving
7. In artikel 3.28, eerste lid, aanhef en onder b, van het Vb [4] staat: "De verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd kan onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid worden verleend aan de minderjarige vreemdeling die naar het oordeel van Onze Minister in het land van herkomst geen aanvaardbare toekomst heeft."
8. In het beleid staat uitgelegd wanneer de IND aanneemt dat er sprake is van een onaanvaardbare toekomst in het land van herkomst. [5] De IND neemt aan dat voor het kind geen aanvaardbare toekomst is weggelegd wanneer het kind in het land van herkomst al feitelijk behoorde tot het gezin van de pleegouders en hier nog steeds toe behoort. De IND neemt aan dat het kind feitelijk behoort en al in het buitenland behoorde tot het gezin van de pleegouders als tussen het kind en de pleegouders sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Ook moet het kind minimaal één jaar verzorgd zijn door de pleegouders, omdat de eigen ouders overleden zijn of niet in staat waren om voor het kind te zorgen. In de situatie dat het kind in het land van herkomst nog geen deel uitmaakte van het gezin van de aspirant-pleegouders neemt de IND aan dat er voor het kind geen aanvaardbare toekomst is weggelegd in het land van herkomst, als sprake is van zodanige omstandigheden, dat het kind niet of bezwaarlijk door in het land van herkomst wonende naaste bloed- of aanverwanten kan worden verzorgd.
Had eiser als pleegkind een mvv moeten krijgen?
9. De stelling in beroep dat vaststaat dat referent voor haar vertrek naar Jordanië in 2013 samen met eiser heeft gewoond en voor hem heeft gezorgd, houdt geen gemotiveerde betwisting van het bestreden besluit in. In het bestreden besluit is namelijk overwogen dat niet met bewijsstukken is onderbouwd dat referent in de gestelde periode samen heeft gewoond met eiser. Daarnaast is overwogen dat niet met bewijsstukken is onderbouwd dat referent in de gestelde jaren van samenwoning ook daadwerkelijk voor eiser heeft gezorgd. Daarbij is ook overwogen dat niet met bewijsstukken is onderbouwd dat referent sinds 2015 contact heeft met eiser, dan wel dat zij hem heeft bezocht. De enkele stelling in beroep dat het moeilijk is om stukken te verkrijgen waaruit de samenwoning en zorgtaken blijken is onvoldoende voor een ander oordeel. Dit geldt ook voor de zonder toelichting in beroep overgelegde foto’s. De rechtbank volgt verder niet de stelling van eiser dat de gestelde financiële afhankelijkheid van referent aantoont dat sprake is van een onaanvaardbare toekomst. Voor zover het overgemaakte geld inderdaad voor eiser is bedoeld maakt deze enkele omstandigheid, gelet op het beleid, niet dat sprake is van een onaanvaardbare toekomst. Verweerder heeft in het bestreden besluit in dit verband verder nog overwogen dat referent vanuit Nederland geld kan blijven sturen.
10. Eiser heeft in beroep ook niet gemotiveerd betwist de overwegingen in het bestreden besluit dat de overgelegde stukken onvoldoende zijn om aan te nemen dat er geen naaste bloed- of aanverwanten in Kenia woonachtig zijn die de zorg voor eiser op zich zouden kunnen nemen. Daarbij komt dat verweerder in het bestreden besluit heeft gemotiveerd dat niet is aangetoond dat eiser zich niet kan wenden tot de autoriteiten voor hulp. In dat verband is verweerder ook ingegaan op de verklaring van de Assistant Chief in [plaats]. De enkele stelling in beroep dat de hulp van de politie beperkt is tot het opnemen van aangifte maakt niet dat eiser in het geheel geen hulp kan krijgen. Verweerder is in het bestreden besluit ook ingegaan op de in bezwaar aangevoerde omstandigheden dat eiser niet of nauwelijks in staat is om voor zichzelf te zorgen, dat hij van school is gestuurd en dat hij wordt gestigmatiseerd en wordt uit- en buitengesloten. Deze motivering in het bestreden besluit is in beroep niet gemotiveerd betwist, maar slechts herhaald.
11. Verweerder heeft in het bestreden besluit dan ook op goede gronden geoordeeld dat voor eiser geen sprake is van een onaanvaardbare toekomst in Kenia. Gelet op de gegeven toelichting tijdens de zitting begrijpt de rechtbank de zorgen die referent heeft over de (psychische) gesteldheid van eiser en de impact van de situatie op haar en haar gezin. Er zijn aanknopingspunten in het dossier die erop duiden dat het leven voor eiser in Kenia niet makkelijk is. Het is dan ook invoelbaar dat referent en haar partner voor eiser in Nederland willen zorgen. Dat is, hoe moeilijk ook, echter niet de toetsingsmaatstaf die gehanteerd wordt in een zaak als deze, namelijk dat sprake moet zijn van een onaanvaardbare toekomst in Kenia. Daarvan is in dit geval onvoldoende gebleken.
Had eiser op grond van artikel 8 EVRM een mvv moeten krijgen?
12. De enkele stelling in beroep dat er wel sprake is van hechte persoonlijke banden en van familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM is geen gemotiveerde betwisting van het bestreden besluit. Uit het bestreden besluit volgt voldoende dat er geen sprake is van hechte, persoonlijke banden tussen referent en eiser. Nu verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat er tussen referent en eiser geen sprake is van hechte persoonlijke banden, heeft verweerder gelet op de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 27 maart 2024 [6] ook geen belangenafweging hoeven maken. De beroepsgrond dat niet verlangd kan worden dat referent met haar gezin naar Kenia verhuist om vorm te geven aan het gezinsleven met eiser omdat dit een onevenredige inbreuk vormt, wordt daarom ook niet verder besproken.
Conclusie en gevolgen
13. Het beroep is ongegrond. De minister heeft de mvv aanvraag mogen afwijzen, omdat niet is gebleken dat eiser een onaanvaardbare toekomst in Kenia heeft. De afwijzing van de mvv aanvraag is daarnaast niet in strijd met het recht op familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, op 13 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Zie het aanvraagformulier ‘Aanvraag voor het verblijfsdoel 'familie en gezin' (referent)’.
2.Op grond van 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
4.Vreemdelingenbesluit 2000.
5.Dit staat in paragraaf B7/3.7 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188.