ECLI:NL:RBDHA:2024:21746
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening en terugvordering van uitwonendenbeurs op grond van de Wet studiefinanciering 2000
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de herziening en terugvordering van haar uitwonendenbeurs op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). Eiseres ontving vanaf 1 september 2023 studiefinanciering berekend naar de norm van een uitwonende student, maar verweerder heeft met het besluit van 22 januari 2024 deze studiefinanciering herzien naar de norm van een thuiswonende student. Dit leidde tot een terugvordering van € 986,70 aan te veel betaalde studiefinanciering. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij betwist dat zij te laat was ingeschreven in de basisregistratie personen (brp). De rechtbank heeft het beroep op 30 oktober 2024 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar vader.
De rechtbank oordeelt dat eiseres gedurende de periode van september 2023 tot en met november 2023 niet op haar woonadres was ingeschreven in de brp, waardoor zij niet voldeed aan de voorwaarden voor de uitwonendenbeurs. De rechtbank stelt vast dat de wetgever bewust heeft gekozen om de inschrijving in de brp bepalend te laten zijn voor de toekenning van studiefinanciering. Eiseres had zich pas op 3 november 2023 ingeschreven, wat te laat was om recht te hebben op de uitwonendenbeurs voor de maanden september tot en met november 2023. De rechtbank concludeert dat verweerder bevoegd was om de studiefinanciering te herzien en de te veel betaalde bedragen terug te vorderen. De rechtbank wijst erop dat er geen verplichting bestaat om eerst te waarschuwen voordat tot herziening en terugvordering wordt overgegaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en het griffierecht niet terugkrijgt.