ECLI:NL:RBDHA:2024:21789

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
NL24.34706
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag wegens ongeloofwaardige identiteit en asielmotief

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 december 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een opvolgende asielaanvraag van eiser, een Algerijnse nationaliteit hebbende vreemdeling. Eiser had eerder asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag was buiten behandeling gesteld omdat hij Nederland met onbekende bestemming had verlaten. Na zijn terugkeer naar Nederland diende hij op 29 juli 2024 een nieuwe asielaanvraag in, waarin hij stelde dat hij Algerije had verlaten vanwege de economische situatie en problemen gerelateerd aan zijn achternaam, die verbonden was aan een familielid dat lid was van de FIS-partij. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de identiteit van eiser ongeloofwaardig werd geacht, ondanks dat zijn nationaliteit en herkomst als geloofwaardig werden beschouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser onvoldoende documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn identiteit en dat hij geen verschoonbare reden heeft gegeven voor het ontbreken van deze documenten. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was, omdat een asielmotief slechts betekenis heeft tegen de achtergrond van de identiteit van de vreemdeling. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat zijn identiteit geloofwaardig is, wat leidde tot de conclusie dat zijn asielmotief niet verder kon worden beoordeeld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.34706

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. R. van Dooren).

Procesverloop

Bij besluit van 4 september 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1998 en de Algerijnse nationaliteit te hebben. Hij heeft op 15 februari 2023 voor het eerst asiel aangevraagd in Nederland. Zijn asielaanvraag is bij besluit van 14 juli 2023 buiten behandeling gesteld, omdat eiser met onbekende bestemming was vertrokken. Op 27 juli 2023 ontving verweerder een verzoek van Duitsland om eiser terug te nemen op grond van de Dublinverordening. [1] Eiser is op 29 juli 2024 aan Nederland overgedragen.
2. Op 29 juli 2024 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend in Nederland. Hij heeft aan deze asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij Algerije heeft verlaten wegens de economische situatie in dat land. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij dezelfde achternaam heeft als zijn oom, die vroeger lid was van de FIS-partij. [2] Door zijn achternaam kan hij in Algerije niet werken voor de overheid, niet in het leger dienen en kan hij geen aanspraak maken op voorzieningen van de overheid.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [3] Verweerder acht eisers nationaliteit en herkomst geloofwaardig, maar vindt zijn identiteit ongeloofwaardig. Ook acht verweerder het ongeloofwaardig dat eisers achternaam is besmeurd door het verleden van zijn oom. Aan eiser wordt tegengeworpen dat hij onvoldoende documenten heeft overgelegd en hij daarvoor geen goede verklaring heeft gegeven. [4] Ook wordt tegengeworpen dat eiser in grote lijnen niet als geloofwaardig kan worden beschouwd. [5]
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en stelt het volgende. Verweerder heeft onvoldoende toegelicht waarom eisers identiteit ongeloofwaardig is, maar de nationaliteit en herkomst wel geloofwaardig zijn. Verweerder heeft geen tegenstrijdigheden tegengeworpen, waardoor kan worden geconcludeerd dat eisers verklaringen over zijn identiteit en problemen in Algerije consistent zijn. Daarnaast werpt verweerder ten onrechte tegen dat eiser heeft verklaard dat zijn problemen in Algerije zouden zijn opgelost. Er is namelijk ten onrechte voorbij gegaan aan de correcties en aanvullingen op het nader gehoor, waarin staat dat de problemen betreffende eisers achternaam niet zijn opgelost en deze bleven voortduren. Vanwege deze problemen vreest eiser voor een situatie van materiële deprivatie bij terugkeer naar Algerije.
5. In zijn verweerschrift en ter zitting heeft verweerder de tegenwerping dat eiser in grote lijnen niet als geloofwaardig kan worden beschouwd, laten vallen. Ook heeft verweerder onder verwijzing naar vaste rechtspraak gesteld dat een asielmotief slechts betekenis heeft tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een vreemdeling. [6] Nu eisers identiteit ongeloofwaardig is, werkt dit sterk door in het asielmotief dat zijn achternaam is besmeurd door het verleden van zijn oom.
De rechtbank oordeelt als volgt.
6. Verweerder heeft eisers identiteit ongeloofwaardig mogen vinden. In dat verband heeft verweerder terecht vastgesteld dat eiser geen documenten heeft ingediend die zijn gestelde identiteit kunnen onderbouwen. Verweerder heeft ook niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser geen verschoonbare reden heeft gegeven voor het niet overleggen van deze documenten. In dat opzicht wordt vastgesteld dat eiser niet gemotiveerd heeft betwist dat het voor hem niet mogelijk is om dergelijke documenten te verkrijgen. Ook heeft hij niet bestreden dat hij geen poging heeft ondernomen om documenten naar Nederland te laten sturen. Dat verweerder eisers gestelde herkomst en nationaliteit wel geloofwaardig acht, geeft geen aanleiding tot een andere conclusie. Dat eiser herkomstvragen adequaat heeft beantwoord, betekent namelijk niet dat zijn gestelde identiteit geloofwaardig moet worden geacht. Dat verweerder niet heeft gesteld dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard, geeft ook geen aanleiding voor een ander oordeel. De voorwaarden van artikel 31, zesde lid, van de Vw gelden immers cumulatief. Het is om die reden mogelijk dat verweerder eisers identiteit ongeloofwaardig vindt vanwege de enkele tegenwerping dat eiser geen documenten heeft overgelegd en hij geen verschoonbare reden hiervoor heeft gegeven.
7. Verder merkt verweerder terecht op dat een asielmotief slechts betekenis heeft tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van de vreemdeling. De gestelde problemen van eiser wegens zijn achternaam houden in sterke mate verband met zijn gestelde identiteit. Nu verweerder eisers identiteit ongeloofwaardig mocht vinden, kan een verdere beoordeling van zijn asielrelaas niet worden verricht. Ook wijst verweerder er terecht op dat eiser in het nader gehoor heeft verklaard dat hij geen persoonlijke problemen heeft ondervonden in Algerije. Eiser is op deze verklaring teruggekomen in de correcties en aanvullingen, maar hij heeft niet toegelicht waarom hij in het nader gehoor anders heeft verklaard. Daarbij komt dat hij in de correcties en aanvullingen en in de beroepsgronden deze problemen niet heeft geconcretiseerd en onderbouwd. De beroepsgrond faalt.
8. De aanvraag is dan ook terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
9. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 19 december 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) Nr. 604/2013.
2.Front Islamique du Salut.
3.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a en onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4.Artikel 31, zesde lid, onder b, van de Vw.
5.Artikel 31, zesde lid, onder e, van de Vw.
6.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:292.