ECLI:NL:RBDHA:2024:21806

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
23 december 2024
Zaaknummer
NL24.44720
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Tunesische eiser wegens ongeloofwaardigheid en veilig land van herkomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 december 2024, wordt het beroep van een Tunesische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser had op 1 oktober 2014 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie op 12 november 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 12 december 2024. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat de identiteit van de eiser ongeloofwaardig werd geacht en Tunesië als veilig land van herkomst wordt beschouwd. De eiser, die in 2014 in Tunesië werd mishandeld en later veroordeeld tot een gevangenisstraf, heeft onvoldoende bewijs geleverd dat zijn situatie bij terugkeer naar Tunesië onveilig zou zijn. De rechtbank oordeelt dat de minister de asielaanvraag als kennelijk ongegrond mocht afwijzen, en dat de eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten met een inreisverbod van twee jaar. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.44720

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.R. van der Pol),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. A.J. Rossingh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn opvolgende asielaanvraag van 1 oktober 2014 tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft met het bestreden besluit van 12 november 2024 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [1] Eiser dient Nederland onmiddellijk te verlaten. De minister heeft eiser ook een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening [2] , op 12 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister deelgenomen. Het onderzoek is ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de minister de asielaanvraag van eiser heeft mogen afwijzen als kennelijk ongegrond. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij, aan de hand van de beroepsgronden van eiser, tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Tunesische nationaliteit. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij in 2014/2015 op een avond na de disco samen met een meisje naar huis is gegaan. Onderweg naar huis is hij lastig gevallen door drie mannen en daarbij mishandeld. De politie is toen gekomen en heeft eiser naar het ziekenhuis gebracht voor een behandeling van een wond aan zijn hoofd. Vervolgens is eiser naar het politiebureau gebracht en ervan beschuldigd dat hij de drie mannen heeft mishandeld en geslagen. Hij is veroordeeld door een rechter tot een gevangenisstraf van drie jaar. Na zijn vrijlating in 2017 is eiser aan het werk gegaan als handelaar in kleding. Door toedoen van de drie mannen is hij zijn baan kwijtgeraakt. Eiser vreest dat hij bij terugkeer naar Tunesië te maken krijgt met onrechtvaardigheid van de Tunesische autoriteiten en de maatschappij in [plaats 1] .
Het bestreden besluit
4. De minister heeft in het bestreden besluit (en het daarin ingelaste voornemen van
8 november 2024) de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Bij de beoordeling van het asielrelaas van eiser heeft de minister de volgende elementen aangemerkt als relevant:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst.
2. Problemen als gevolg van contact met een meisje in de disco.
4.1.
De minister stelt zich op het standpunt dat de nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig zijn, maar niet zijn identiteit. Eiser heeft geen originele identificerende documenten overgelegd en daarvoor geen verschoonbare reden gegeven. De minister acht eisers verklaringen over zijn problemen als gevolg van contact met een meisje in de disco ongeloofwaardig. In de geloofwaardigheid van eisers nationaliteit en herkomst ziet de minister geen aanleiding om aan eiser een asielvergunning te verlenen. Tunesië is als een veilig land van herkomst aangemerkt en dit is herbeoordeeld op 8 juni 2023. Uit eisers verklaringen blijkt niet dat Tunesië voor hem persoonlijk niet veilig is. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij onder één van de genoemde uitzonderingscategorieën valt. De asielaanvraag van eiser is daarom afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook is aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Het standpunt van eiser
5. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Op wat eiser hiertoe in de gronden van beroep aanvoert zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.
Procesbelang
6. De rechtbank ziet zich, voordat kan worden overgegaan tot een inhoudelijke
beoordeling van de beroepsgronden, voor de vraag gesteld of in de onderhavige zaak sprake is van procesbelang. Hoewel eiser op 6 december 2024 een asielaanvraag in Luxemburg heeft ingediend, neemt dat het belang van eiser bij de huidige procedure niet weg. Hij kan in geval van vernietiging van het besluit op zijn Nederlandse asielaanvraag, alsnog de in Nederland verzochte verblijfsvergunning asiel krijgen. Nu de gemachtigde nog contact onderhoudt met eiser en er verder geen concrete aanknopingspunten zijn dat eiser niet langer een asielvergunning in Nederland wil, zijn er ook geen andere gronden om te concluderen dat hij geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland. Dit volgt uit de uitspraken van de Afdeling [3] van 9 oktober 2024 [4] en 28 oktober 2024 [5] . De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser nog steeds procesbelang heeft en dat het beroep ontvankelijk is.
Ongeloofwaardigheid identiteit
7. De rechtbank is van oordeel dat de minister de identiteit van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden. De minister heeft bij haar standpunt kunnen betrekken dat de door eiser overgelegde identificerende documenten digitale kopieën zijn die niet op echtheid kunnen worden onderzocht. Zij heeft daarbij mee mogen wegen dat eiser sinds de eerdere asielaanvraag op 6 mei 2024 zeven maanden de tijd heeft gehad om identificerende documenten te overleggen en dat hij die documenten niet heeft overlegd. Daar komt bij dat eiser heeft verklaard dat zijn identiteitskaart in Tunesië ligt. Dat eiser stelt dat hij het voordeel van de twijfel zou moeten krijgen omdat de digitale kopieën voldoende zijn om zijn identiteit vast te stellen, heeft de minister niet hoeven volgen. De minister heeft tevens kunnen stellen dat eiser bij zijn eerdere aanvraag van 6 mei 2024 geen juiste informatie heeft verstrekt over zijn identiteit (afkomstig uit Syrië, in bezit van de Syrische
nationaliteit en geboren in [plaats 2] ). Eisers stelling dat de verklaringen over zijn identiteit in de eerdere procedure verkeerd in het verslag van het aanmeldgehoor zijn opgenomen, slaagt niet. Het had op de weg van eiser gelegen om in de correcties en aanvullingen zijn verklaringen over zijn identiteit te corrigeren. Dat heeft hij niet gedaan.
Ongeloofwaardigheid problemen als gevolg van contact met een meisje in de disco
8. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eisers verklaringen over de gestelde problemen als gevolg van contact met een meisje in de disco ongeloofwaardig zijn. In het bestreden besluit, en in het voornemen, heeft de minister dat voldoende deugdelijk gemotiveerd. Zij heeft bij haar standpunt kunnen betrekken dat eiser niet het vonnis heeft overgelegd waaruit zou blijken dat hij vanwege mishandeling en agressie is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. De minister heeft daarbij mogen stellen dat eiser heeft verklaard dat het vonnis bij zijn ouders in Tunesië ligt. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat er sprake is van bewijsnood omdat hij niet zomaar aan het vonnis kan komen. Daargelaten dat eiser zijn stelling niet heeft onderbouwd, is uit het dossier niet gebleken dat hij heeft geprobeerd om aan het vonnis, dat bij zijn ouders in Tunesië ligt, te komen. Dat eiser op de zitting heeft gesteld dat hij bezig is met het verkrijgen van een afschrift van het vonnis, is daarvoor onvoldoende.
8.1.
De minister heeft zich tevens niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet wordt gevolgd in zijn verklaringen dat hij na te zijn mishandeld door de politie naar het ziekenhuis is gebracht, dat hij aangifte wilde doen maar dat de daders zoveel macht en geld hadden dat hij zelf als dader veroordeeld werd. Hierbij heeft de minister aan eiser mogen tegenwerpen dat zijn verklaringen daarover geen samenhangend en aannemelijk geheel zijn. De minister heeft daarbij mee mogen wegen dat eiser, naast dat één van de daders de
ex-partner was van het meisje, niets weet te vertellen over de mannen door wie hij in de problemen is gekomen. Zij heeft er in dat verband op mogen wijzen dat eiser heeft verklaard dat deze mannen hem in elkaar hebben geslagen, hem hebben laten veroordelen tot een gevangenisstraf van drie jaar en zijn leven hebben verstoord. Dat eiser stelt dat hij heeft aangegeven dat één van de daders de ex-partner van het meisje in kwestie was, heeft de minister niet op een ander standpunt hoeven brengen. Eisers stelling op de zitting dat uit een (Engelstalig) artikel blijkt dat het doen van aangifte bij eerwraak lastig is, is onvoldoende om op grond daarvan te concluderen dat het doen van aangifte zinloos of bij voorbaat kansloos is. Ook heeft de minister erop mogen wijzen dat eiser na zijn vrijlating in 2017 pas in augustus 2023 is vertrokken uit Algerije. Dit duidt er niet op dat de problemen van eiser in die periode zodanig waren dat het nodig was om elders bescherming te zoeken.
Is Tunesië in zijn algemeenheid een veilig land van herkomst?9. De rechtbank stelt vast dat Tunesië in het VV [6] is aangewezen als veilig land van herkomst. [7] De rechtbank is van oordeel dat de minister in het bestreden besluit deugdelijk heeft gemotiveerd dat Tunesië in zijn algemeenheid kan worden aangemerkt als veilig land van herkomst. Zij heeft hierbij mogen verwijzen naar de herbeoordeling van Tunesië als veilig land van herkomst van 8 juni 2023 waarin is geconcludeerd dat Tunesië, met uitzondering van een aantal groepen, nog steeds als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. [8] De minister heeft zich mogen baseren op deze herbeoordeling. Dat eiser stelt dat hij tot een uitzonderingscategorie behoort omdat hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, heeft de minister niet hoeven volgen. Zoals onder 8 en 8.1 is overwogen, heeft de minister dat niet geloofwaardig geacht. Eisers stelling dat Tunesië in zijn algemeenheid niet meer veilig is, waarbij hij heeft gewezen op het rapport Freedom House uit 2023, heeft de minister niet hoeven volgen. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd in welk opzicht de daarin vermelde informatie een wezenlijk ander beeld laat zien dan het beeld dat volgt uit de bronnen die bij de herbeoordeling zijn betrokken. Dat, zoals eiser stelt, een aantal parameters een achteruitgang in Tunesië laat zien, is onvoldoende om te concluderen dat Tunesië in zijn algemeenheid niet (langer) kan worden beschouwd als veilig land van herkomst.
Is Tunesië voor eiser een veilig land van herkomst?
10. De rechtbank stelt vast dat, nu de minister Tunesië heeft kunnen aanmerken als veilig land van herkomst, er een algemeen rechtsvermoeden bestaat dat vreemdelingen uit Tunesië geen bescherming nodig hebben. Het is daarom aan eiser om aannemelijk te maken dat Tunesië in zijn specifieke omstandigheden niet veilig is. Eiser is hier niet in geslaagd. Daartoe is het volgende van belang.
10.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er aanleiding is om aan te nemen dat Tunesië ten aanzien van hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en dat land daarom in zijn geval niet als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. In het bestreden besluit, en in het voornemen, heeft de minister dat voldoende deugdelijk gemotiveerd. Zij heeft daarbij kunnen betrekken dat eiser na zijn detentie in 2017 gewoon heeft kunnen werken en geen problemen heeft ondervonden van de Tunesische autoriteiten. Eisers stelling dat hij in Tunesië te maken heeft gehad met een situatie als bedoeld in artikel 3 van het EVRM [9] , heeft de minister niet hoeven volgen. Dat geldt ook voor de stelling van eiser dat hij na zijn detentie nog steeds is belaagd door de drie daders. De minister heeft dat namelijk niet geloofwaardig geacht. Verder heeft de minister eiser niet hoeven volgen in zijn stelling dat het vragen om hulp bij de Tunesische autoriteiten zinloos of bij voorbaat kansloos is. Eiser heeft dat niet aannemelijk gemaakt. Daarom slaagt de beroepsgrond niet.
Vrees voor terugkeer
11. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich niet ten onrechte en afdoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat uit de verklaringen van eiser niet blijkt dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft. Daarbij heeft de minister kunnen stellen dat de omstandigheid dat eiser uit Tunesië op zichzelf niet voldoende is om als vluchteling te kunnen worden aangemerkt. Zij heeft hierbij kunnen stellen dat niet is gebleken dat eiser heeft te vrezen voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De minister heeft verder naar het oordeel van de rechtbank mogen stellen dat eiser bij terugkeer naar Tunesië geen reëel risico loopt op ernstige schade. Dat eiser stelt dat hij wel te vrezen heeft voor vervolging en dat hij bij terugkeer naar Tunesië een reëel risico loopt op ernstige schade, heeft de minister niet hoeven volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
Aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond
12. Eiser stelt dat de minister zijn aanvraag niet had mogen afwijzen als kennelijk ongegrond. De rechtbank volgt eiser hierin niet. De minister heeft terecht artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Vw aan eiser tegengeworpen en beslist dat de aanvraag als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen. Zij heeft daarbij terecht overwogen dat eiser de minister heeft misleid over zijn identiteit, omdat de bij zijn aanvraag van 6 mei 2024 verstrekte informatie over eisers identiteit niet juist blijkt te zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
Terugkeerbesluit en inreisverbod
13. Nu de rechtbank van oordeel is dat de minister eisers aanvraag heeft kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond, was zij ook bevoegd te bepalen dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten. [10] Dit maakt dat de minister ook een inreisverbod voor de duur van twee jaar mocht opleggen. [11] Eiser heeft geen individuele omstandigheden of andere redenen naar voren gebracht om af te zien van het opleggen van het terugkeerbesluit of inreisverbod, of het verkorten daarvan. Daarom slaagt de beroepsgrond niet.

Conclusie en gevolgen

14. De minister heeft de aanvraag van eiser kunnen afwijzen als kennelijk ongegrond. Dat betekent dat eiser geen asielvergunning krijgt, dat hij onmiddellijk moet vertrekken en dat hij gedurende twee jaar niet naar Nederland en een aantal andere landen van de Europese Unie mag reizen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Zaak NL24.44721.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.Voorschrift Vreemdelingen 2000 (VV).
7.Zie bijlage 13 behorend bij artikel 3.37f, derde lid, van het VV.
8.Zie de brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer van 8 juni 2023 met bijlage, Kamerbrief over herbeoordeling veilige landen van herkomst Georgië, Marokko en Tunesië.
9.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
10.Artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b van de Vw.
11.Artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a van de Vw.