ECLI:NL:RBDHA:2024:21823
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Eritrese eiser niet-ontvankelijk verklaard; interstatelijk vertrouwensbeginsel en bescherming in Luxemburg
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Eritrese eiser tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. De minister heeft op 12 november 2024 de asielaanvraag van de eiser, die op 15 oktober 2024 was ingediend, niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit is gebaseerd op het feit dat de eiser internationale bescherming geniet in Luxemburg, waar hij sinds 2016 verblijft. De rechtbank heeft op 12 december 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel de eiser als de minister aanwezig waren. De rechtbank heeft het verzoek van de eiser om aanhouding van de zaak afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de eiser niet naar de zitting kon komen door een gebrek aan een treinkaartje.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft gesteld dat de asielaanvraag niet-ontvankelijk is. De rechtbank verwijst naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel, dat inhoudt dat lidstaten ervan uit mogen gaan dat andere lidstaten hun internationale verplichtingen nakomen. De eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Luxemburg in een situatie terecht zal komen die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende gemotiveerd heeft waarom de aanvraag niet-ontvankelijk is verklaard en dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij in Luxemburg niet de bescherming kan krijgen die hem toekomt.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de eiser geen asielvergunning krijgt en onmiddellijk naar Luxemburg moet vertrekken. De rechtbank wijst ook de vergoeding van proceskosten af. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 23 december 2024.