In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.J. Eizenga, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag tot verlenging van haar verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag is op 9 september 2022 ingediend, en de minister had de verplichting om binnen zes maanden een besluit te nemen. Eiseres heeft de minister op 28 juli 2023 in gebreke gesteld, omdat er na het verstrijken van de termijn nog geen besluit was genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft besloten dat er geen zitting nodig was en heeft de minister opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag van eiseres bekend te maken. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van haar proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50. Dit bedrag is gebaseerd op het feit dat eiseres een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld voor het indienen van haar beroepschrift.
De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 9 december 2024. Eiseres heeft gewonnen, en de rechtbank heeft de minister veroordeeld tot het nemen van een besluit binnen de gestelde termijn, met de mogelijkheid van een dwangsom bij overschrijding.