Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft studiefinanciering ontvangen op grond van de Wet Studiefinanciering 2000 (Wsf). Daaruit is een studieschuld ontstaan die zij in maandelijkse termijnen moet aflossen.
3. Het bedrag dat eiseres in 2023 op basis van de nog openstaande schuld en de resterende looptijd per maand zou moeten aflossen (de wettelijke termijn), is eind 2022 vastgesteld op € 466,01 per maand. Hierbij is het toetsingsinkomen over 2021 in aanmerking genomen, dat door de Belastingdienst is bepaald op een bedrag van € 66.823,-.
4. Sinds begin 2023 is eiseres meer dan een jaar arbeidsongeschikt. Dit heeft tot gevolg dat haar maandloon niet langer volledig wordt doorbetaald, haar inkomen is dus gedaald. Het door de Belastingdienst bepaalde toetsingsinkomen over 2023, is dan ook vastgesteld op een bedrag van € 48.312,-.
5. Eiseres heeft op 27 januari 2023 verzocht om verlegging van het peiljaar voor de vaststelling van haar draagkracht, zodat wordt uitgegaan van het inkomen voor 2023. Daarnaast heeft zij verzocht om vermindering van het af te lossen maandbedrag.
6. Bij het primaire besluit is de peiljaarverlegging toegewezen. Verweerder heeft het toetsingsinkomen over het jaar 2023 gebruikt. Het verzoek om vermindering van het maandbedrag is slechts gedeeltelijk toegewezen. Het af te lossen maandbedrag is verminderd van € 466,01 naar € 459,54.
7. Eiseres wil dat het af te lossen maandbedrag verder wordt verminderd en dat verweerder een betalingsregeling treft.
Wat vindt eiseres in beroep?
8. Allereerst vindt eiseres dat het bestreden besluit gebrekkig en onzorgvuldig tot stand is gekomen. Zij is niet in bezwaar gehoord en het bestreden besluit is te laat genomen.
9. Daarnaast is het bestreden besluit niet goed gemotiveerd. De berekening van de draagkracht en het maandelijkse aflossingsbedrag zijn niet inzichtelijk gemaakt. Met de inkomensdaling in 2023 is ook geen rekening gehouden.
10. Bovendien zijn de beginselen van evenredigheid en subsidiariteit geschonden en is de hardheidsclausule ten onrechte buiten toepassing gebleven. Verder is niet voldaan aan normen van maatschappelijk verantwoord innen en is het besluit in strijd met de redelijkheid en billijkheid.
11. Ook is verweerder voorbijgegaan aan het verzoek om een betalingsregeling. Eiseres vraagt de rechtbank, al dan niet door het treffen van een voorziening, om bij einduitspraak te bepalen dat zij minder hoeft af te lossen zolang sprake is van een vermindering van haar maandsalaris.
Totstandkoming bestreden besluit
12. Eiseres heeft er terecht op gewezen, dat het bestreden besluit te laat is genomen. Dat kan echter geen gevolgen hebben voor de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Daarnaast was verweerder niet verplicht eiseres in bezwaar te horen, omdat de hoorplicht niet geldt in studiefinancieringszaken.In de totstandkoming van het bestreden besluit liggen dus geen redenen voor vernietiging.
Vaststelling maandelijkse aflossingstermijn
13. Bij de beoordeling van een aanvraag om verlaging van het af te lossen maandbedrag, moet verweerder de draagkracht van de aanvrager bepalen.Dit doet verweerder op basis van het toetsingsinkomen.Dat is in beginsel het jaarinkomen van twee jaar voorafgaand aan het draagkrachtjaar. Bij een inkomensdaling kan ook het inkomen in een later jaar tot uitgangspunt worden genomen.Hierbij is het door de Belastingdienst vastgestelde toetsingsinkomen bepalend; er wordt geen acht geslagen op het besteedbaar inkomen en het lasten- en uitgavenpatroon.
14. Het verzoek tot peiljaarverlegging van 2021 naar 2023 is toegewezen. Verweerder heeft in lijn met deze toewijzing de draagkracht vastgesteld op basis van het toetsingsinkomen over 2023. Daarbij zijn het besteedbaar inkomen en het lasten- en uitgavenpatroon terecht buiten beschouwing gelaten. Verweerder heeft zich dus gebaseerd op de juiste wettelijke uitgangspunten. Verweerder heeft de draagkracht bepaald op
€ 582,82 per maand. Het draagkrachtbedrag ligt hoger dan de door verweerder vastgestelde wettelijke termijn, die is vastgesteld op € 459,54. Verweerder heeft de aflossingstermijn op dit lagere bedrag vastgesteld.
15. Dat de juiste wettelijke uitgangspunten zijn gehanteerd, betekent nog niet dat daarmee duidelijk is hoe verweerder in dit concrete geval tot het maandbedrag en het draagkrachtbedrag is gekomen. Het is onvoldoende duidelijk op welke wijze deze bedragen kunnen worden herleid tot de relevante inkomensgegevens, de resterende schuld en de toepasselijke wettelijke regelingen. Dit is niet goed inzichtelijk gemaakt. Daarbij merkt de rechtbank op, dat de herleidbaarheid van deze bedragen door eiseres zowel in bezwaar als in beroep uitdrukkelijk ter discussie is gesteld, terwijl ook de rechtbank heeft gevraagd om een nadere toelichting op dit punt. Verweerder heeft enkel de hoogte van het toetsingsinkomen, het draagkrachtbedrag en de wettelijke termijn benoemd zonder een toelichting. Het bestreden besluit is op dit punt onvoldoende gemotiveerd.
16. Eiseres heeft in bezwaar en in beroep betoogd, dat de weigering het maandbedrag lager vast te stellen in strijd is met de evenredigheid. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft zij gewezen op haar persoonlijke tegenslagen en daarmee verband houdende financiële moeilijkheden. Zowel in het bestreden besluit als in het verweerschrift heeft verweerder desondanks geen aandacht besteed aan de vraag, of de vaststelling van het maandbedrag in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Verweerder heeft zich beperkt tot het standpunt, dat bij de bepaling van de draagkracht geen rekening hoeft te worden gehouden met het besteedbaar inkomen. Dat standpunt is op zich juist, maar hieruit volgt nog niet dat de omstandigheden van eiseres per definitie geen aanleiding kunnen geven om het vastgestelde maandbedrag van € 459,54 met toepassing van het evenredigheidsbeginsel te verminderen.Nu niet is gebleken dat het evenredigheidsbeginsel in de beoordeling is betrokken, is het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd.
17. Met haar beroep op de hardheidsclausule, subsidiariteit, maatschappelijk verantwoord innen en redelijkheid en billijkheid, beoogt eiseres in wezen de evenredigheid van het bestreden besluit aan te vechten; deze normen hoeven daarom niet verder te worden besproken.
18. Eiseres heeft voorts verzocht om een betalingsregeling te treffen. Op zitting is gebleken dat eiseres wel verzoeken heeft ingediend voor het treffen van een betalingsregeling, maar dat verweerder hier nog niet op heeft gereageerd. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegezegd dit verzoek aan een medewerker voor te leggen om dit op te pakken. Omdat het bestreden besluit verder niet ziet op een betalingsregeling, valt dit buiten de omvang van dit geding. Op voorhand is ook nog niet uitgesloten dat een betalingsregeling kan worden getroffen, zodat de rechtbank ook geen grond ziet voor toewijzing van de gevraagde voorziening.