AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van tijdelijke bescherming
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser, een Turkse nationaliteit houder, beoordeeld tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 31 mei 2023, en het bezwaar hiertegen werd op 18 april 2024 eveneens afgewezen. De rechtbank heeft op 27 september 2024 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is, omdat eiser niet voldoet aan de vereisten van legale arbeid zoals opgenomen in artikel 6 van besluit nr. 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije. Eiser heeft tijdelijke bescherming in Nederland, maar deze bescherming is van tijdelijke aard en niet stabiel, wat betekent dat zijn verblijfsrecht niet onomstreden is. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de rechtspraak van het Hof van Justitie, die stellen dat legale arbeid een stabiele en niet-tijdelijke situatie op de arbeidsmarkt vereist.
De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft gesteld dat eiser zich niet in een stabiele situatie bevindt, en dat zijn tijdelijke bescherming niet kan worden aangemerkt als een onomstreden verblijfsrecht. Eiser heeft weliswaar langer dan een jaar bij dezelfde werkgever gewerkt, maar zijn verblijfsrecht is procedureel en kan op elk moment ter discussie worden gesteld. De rechtbank wijst ook op het doel van tijdelijke bescherming, dat primair is bedoeld om asielstelsels te ontlasten bij massale instroom, en dat deze bescherming geen derde vorm van bescherming is naast vluchtelingenstatus of subsidiaire bescherming. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Voetnoten
1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.
4.HvJEU 20 september 1990, Sevince (C‑192/89, punt 30), 6 juni 1995, Bozkurt (C‑434/93, punt 26) en 16 december 1992, Kus (C‑237/91, punten 12 en 22).
5.HvJEU 19 november 2002, Kurz (ECLI:EU:C:2002:694, punt 48).
6.Artikel 2, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van de Raad van 4 maart 2022 tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan (Uitvoeringsbesluit).
7.Artikel 2, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit, gelezen in samenhang met artikel 7 van de Richtlijn.
8.Zie eerder Rb Den Haag (zp Arnhem) 1 november 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16410, onder 13.2 en 13.3 en de conclusie van de AG van 22 oktober 2024, Kaduna en Abkez, ECLI:EU:C:2024:911, onder 118-125. 9.TK 2021-2022, 19 637, nr. 2839.
10.TK 2021-2022, 19 637, nr. 2945.
11.TK 2022-2023, 19 637, nr. 3070.
13.Zie paragraaf 1.4, 2.2 en 5.1 van het voorstel voor een Richtlijn van de Raad betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanningen van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen, COM/2000/0303 def. Zie ook Rb. Den Haag (zp Arnhem) 1 november 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:16410, onder 15.2. 14.Zie ook de definitie van ‘tijdelijke bescherming’ in artikel 2, onder a, van de Richtlijn.
15.Paragraaf 1.4 van het voorstel.
16.TK 2002-2003, 29 031, nr. 3, p. 9 en 10 en 29 031, nr. 5, p. 6 e.v.. Zie ook de definitie van tijdelijke bescherming in artikel 1 van de Vw 2000.
18.7 november 2013, ECLI:EU:C:2013:725.