ECLI:NL:RBDHA:2024:22516

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
23/973 en 23/976
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing omgevingsvergunningen voor aanlegsteiger en loopbrug in de Bakkerskil

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvragen om omgevingsvergunningen voor het bouwen van een aanlegsteiger met loopbrug in de Bakkerskil. Eiseres had eerder omgevingsvergunningen aangevraagd voor twee steigers, maar het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Krimpenerwaard heeft deze aanvragen afgewezen op basis van een nautisch advies dat stelde dat de aangevraagde steigers te groot waren voor de locaties en de gebruiksmogelijkheden van bestaande steigers belemmerden. Eiseres was van mening dat het nautisch advies onjuist was en dat er voldoende ruimte was voor de steigers. De rechtbank heeft de beroepen op 12 december 2024 behandeld en op 20 december 2024 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen en verklaarde de beroepen ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid de aanvragen heeft kunnen afwijzen zonder eiseres de gelegenheid te geven haar aanvragen aan te passen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 23/973 en 23/976

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres

en

het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Krimpenerwaard,

(het college)
(gemachtigde: mr. E. Dans).
Als derde-partij neemt aan deze zaken deel:
[naam 1]uit [plaatsnaam] (derde-partij).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een aanlegsteiger met loopbrug en bijbehorende voorzieningen tegenover [adres 1] en tegenover [straatnaam] tussen [huisnummer 1] en [huisnummer 2] in [plaatsnaam] .
1.1.
Het college heeft in eerste instantie de aangevraagde omgevingsvergunningen verleend in twee besluiten van 8 september 2020 (de primaire besluiten). Met de twee bestreden besluiten van 21 december 2022 heeft het college de primaire besluiten herroepen en de gevraagde omgevingsvergunningen alsnog geweigerd.
1.2.
Het college heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft de beroepen op 12 december 2024 op zitting behandeld, samen met de zaken met nrs. 22/6297, 22/8206, 22/8207, 22/8208, 22/8368, 22/8371, 22/8372 en 22/8375. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, bijgestaan door [naam 2] (via videoverbinding), de gemachtigde van het college, bijgestaan door mr. A.D. Bouwman, en derde-partij, bijgestaan door [naam 3] .

Voorgeschiedenis

2. Eiseres heeft sinds 1989 een aantal schepen liggen in de Bakkerskil; een plezierschip van 17 meter, een pontonboot van 12 meter en een bijboot van 3 meter. Deze schepen lagen aangemeerd tegen twee vrachtschepen. In 2001 moesten de schepen worden verplaatst naar een andere locatie, vanwege dijkverzwaringswerkzaamheden in de Bakkerskil. Na afloop van de werkzaamheden wilde eiseres haar schepen weer aanmeren in de Bakkerskil. Eiseres heeft verschillende keren een aanvraag gedaan om een steiger te bouwen waaraan zij haar schepen kon aanmeren, maar deze aanvragen zijn steeds afgewezen. Eiseres heeft uiteindelijk op 5 augustus 2019 een omgevingsvergunning gekregen voor een loopbrug en steiger van 12 meter op de plek tegenover [adres 2] .

Totstandkoming van de besluiten

3. Eiseres heeft op 1 april 2020 aanvragen gedaan voor omgevingsvergunningen voor de bouw van nog twee steigers in de Bakkerskil op de locaties tegenover [adres 1] en tegenover [straatnaam] tussen [huisnummer 1] en [huisnummer 2] . Het gaat om een steiger van 7 meter bij 2,5 meter en een steiger van 9 meter bij 2,5 meter. Eiseres heeft toegelicht dat zij deze aanvragen heeft gedaan omdat zij bij de steiger tegenover [adres 2] onvoldoende ruimte heeft voor een vierde schip dat zij bezit.
3.1.
Het college heeft in de primaire besluiten de omgevingsvergunningen aan eiseres verleend. Het college heeft in de bezwaarfase echter nader onderzoek laten verrichten naar de benodigde manoeuvreerruimte bij de steigers. De uitkomsten van dit onderzoek staan in het rapport ‘Expertiserapport, uitbrengen nautisch advies met betrekking tot manoeuvreren naar en vanaf een vijftal vergunde steigers in de Bakkerskil te [plaatsnaam] ’, van 16 december 2021, opgesteld door BMT Netherlands BV (hierna: het nautisch advies). Volgens het college volgt uit het nautisch advies dat de aangevraagde steigers te groot zijn voor de locaties en daardoor de gebruiksmogelijkheden van de reeds aanwezige steigers op onaanvaardbare wijze belemmeren. Daar komt bij dat de aangevraagde steigers leiden tot schending van privacy van de reeds aanwezige woonboten en een situatie die stedenbouwkundig-landschappelijk onwenselijk en niet passend is, aldus het college. De nieuwe vaste gedragslijn van het college is daarom dat er geen extra steigers meer worden toegestaan. Het college heeft daarom in de bestreden besluiten de aanvragen van eiseres alsnog afgewezen.

De beroepen van eiseres

4. Eiseres is het niet eens met de bestreden besluiten. Volgens eiseres is het nautisch advies onjuist, niet objectief en niet onpartijdig tot stand gekomen. Eiseres voert hiertoe aan dat zij geen gelegenheid heeft gekregen om input te leveren op het nautisch advies, terwijl andere partijen die gelegenheid wel hebben gehad. Volgens eiseres is er op de aangevraagde locaties wel voldoende ruimte voor de steigers. Eiseres betoogt verder dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de steigers een schending van privacy opleveren en stedenbouwkundig-landschappelijk onwenselijk en niet passend zijn. Volgens eiseres is de beleidsnotitie “Aanlegsteigers en woonschepen in de Bakkerskil” die in de weg stond aan nieuwe steigers juist vervallen per 1 januari 2017 en kan het college nu niet een gedragslijn hiervoor in de plaats stellen.

Beoordeling door de rechtbank

5. De rechtbank beoordeelt het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de beroepsgronden van eiseres niet slagen. De beroepen zijn daarom ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het nautisch advies
6. In het nautisch advies staat over de aangevraagde steiger van 7 meter tegenover [adres 1] dat deze ligt tussen twee andere steigers met daaraan woonschepen. De vrije ruimte tussen deze woonschepen is ongeveer 16,5 meter wanneer deze afgemeerd zijn. Wanneer de manoeuvreerruimte van beide woonschepen in ogenschouw wordt genomen, zal een vrije ruimte overblijven van 6,5 meter. De aangevraagde steiger van 7 meter levert daarom een potentiële belemmering op van de gebruiksmogelijkheden van de naastgelegen steigers en woonschepen.
In het nautisch advies staat verder over de aangevraagde steiger van 9 meter tegenover [straatnaam] tussen [huisnummer 1] en [huisnummer 2] dat deze ook ligt tussen twee andere steigers met daaraan woonschepen. De vrije ruimte tussen deze woonschepen is ongeveer 17,7 meter wanneer deze afgemeerd zijn. Wanneer de manoeuvreerruimte van beide woonschepen in ogenschouw wordt genomen, zal een vrije ruimte overblijven van 7,7 meter. De aangevraagde steiger van 9 meter levert daarom een potentiële belemmering op van de gebruiksmogelijkheden van de naastgelegen steigers en woonschepen.
Mocht het college uitgaan van de juistheid van het nautisch advies?
7. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat het nautisch advies niet objectief is en niet onpartijdig tot stand is gekomen. Uit het advies blijkt niet van vooringenomenheid van de opsteller. Anders dan eiseres stelt, is het ook niet zo dat andere partijen input hebben mogen leveren op het advies. Het college heeft toegelicht dat er geen contact is geweest tussen de opsteller van het advies en andere partijen in de zaken van eiseres. Het college heeft alleen de ingediende stukken van de verschillende partijen overgelegd, omdat daarin is aangevoerd dat de benodigde manoeuvreerruimte aan weerszijde van de steigers van eiseres onvoldoende zou zijn. Het college stelt zich terecht op het standpunt dat direct raakt aan de inhoud van de adviesvraag aan BMT. Dit betekent niet dat het advies niet objectief of niet onpartijdig is.
7.1.
Eiseres heeft verder aangevoerd dat het nautisch advies inhoudelijk onjuist is, maar deze beroepsgrond heeft zij niet onderbouwd. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet van het nautisch advies mocht uitgaan. Het college heeft zich daarom terecht op het standpunt gesteld dat op de locaties tegenover [adres 1] en tegenover [straatnaam] tussen [huisnummer 1] en [huisnummer 2] onvoldoende ruimte is voor de door eiseres aangevraagde steigers.
Had het college eiseres de gelegenheid moeten geven om de aanvragen aan te passen?
8. In het rapport ‘Aanlegsteigers en woonboten Bakkerskil [plaatsnaam] ’ van 14 februari 2022, opgesteld door Bureau SRO (het rapport) staat dat de Bakkerskil rijkelijk is voorzien van bouwwerken en gebouwen, zoals aanlegsteigers, loopbruggen, boothuizen en woonboten. Een te grote hoeveelheid van dit soort bouwwerken en gebouwen aan de oever doet afbreuk aan het open landschap en het open zicht. Met de reeds aanwezige en vergunde bouwwerken en gebouwen is het maximum al ruim bereikt. Meer dan dat is stedenbouwkundig-landschappelijk niet wenselijk. Daarnaast leiden nog meer bouwwerken en gebouwen tot beperking van de privacy, de gebruiksmogelijkheden en/of de woonkwaliteiten van de aanwezige bewoners en gebruikers, aldus het rapport.
8.1.
De rechtbank overweegt dat het college in redelijkheid, onder verwijzing naar het rapport, de vaste gedragslijn kan hanteren om geen nieuwe bouwwerken en gebouwen in de Bakkerskil meer te vergunnen. Dat deze gedragslijn overeen zou komen met de vervallen beleidsnotitie “Aanlegsteigers en woonschepen in de Bakkerskil”, leidt niet tot een ander oordeel. Het college is vrij om ervoor te kiezen dit beleid opnieuw in te voeren. De rechtbank overweegt verder dat op de locaties tegenover [adres 1] en tegenover [straatnaam] tussen [huisnummer 1] en [huisnummer 2] aan weerszijde van de aangevraagde steigers van eiseres op korte afstand woonschepen liggen. De in het rapport genoemde knelpunten met betrekking tot de openheid van het landschap en het zicht en de knelpunten met betrekking tot privacy en de woonkwaliteiten op de aanwezige woonschepen zijn daarom ook hier van toepassing. Het college heeft daarom in redelijkheid, onder verwijzing naar de vaste gedragslijn, de aanvragen van eiseres kunnen afwijzen zonder haar in de gelegenheid te stellen om de aanvragen aan te passen door de lengte van de steigers te verkleinen.
8.2.
De rechtbank ziet in hetgeen eiseres voor het overige heeft aangevoerd ook geen aanleiding voor het oordeel dat het college de aanvragen niet heeft kunnen afwijzen.

Conclusie en gevolgen

9. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Al-Qaq, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.