ECLI:NL:RBDHA:2024:22743

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
C/09/676591 / JE RK 24-2164
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijke zorgregeling en verzoeken ouders in geschillenregeling ex artikel 1:262b BW

In deze zaak heeft de kinderrechter op 20 december 2024 een beschikking gegeven in het kader van verzoeken gedaan binnen de geschillenregeling ex artikel 1:262b BW. De moeder heeft verzocht om een tijdelijke zorgregeling voor de kerstvakantie en om aanwezig te zijn bij doktersbezoeken van de kinderen. De vader heeft zelfstandig verzocht om vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij hem en om een zorgregeling voor de kerstvakantie. De kinderrechter heeft de verzoeken van de moeder tot vaststelling van een zorgregeling en aanwezigheid bij doktersbezoeken afgewezen, en het verzoek van de vader tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen eveneens afgewezen. De kinderrechter heeft een tijdelijke zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen van 24 december 2024 tot 25 december 2024 bij de grootouders vaderszijde verblijven, van 25 december 2024 tot 1 januari 2025 bij de vader, en op 1 januari 2025 van 11:00 tot 19:00 uur bij de moeder. De kinderrechter heeft overwogen dat de huidige zorgregeling voor onrust zorgt en dat het in het belang van de kinderen is om de uitkomsten van het perspectiefonderzoek af te wachten voordat er definitieve beslissingen worden genomen over de zorgregeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/676591 / JE RK 24-2164
Datum uitspraak: 20 december 2024

Beschikking van de kinderrechter

Verzoek ex artikel 1:262b BW (geschillenregeling)

in de zaak van:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. R.A. Remport-Urban, gevestigd te Maastricht-Airport,
over:

[de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2015 in [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,

[de minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2017 in [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. W.N. Sardjoe te Den Haag,

[naam 1] en [naam 2] ,

hierna te noemen: de grootouders vaderszijde/pleegouders,

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift van de moeder met bijlagen, ontvangen op 29 november 2024;
- het verweerschrift van de vader, tevens houdende zelfstandige verzoeken, ontvangen op
11 december 2024;
- de aanvullende producties van de vader, ontvangen op 19 december 2024.
Op 20 december 2024 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- de moeder met haar advocaat;
- de vader met zijn advocaat;
- de pleegouders;
- [naam 3] , namens de gecertificeerde instelling.
Het aangehouden deel van het verzoek om een machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] van de gecertificeerde instelling met zaaknummer C/09/665767 / JE RK 24-852 is voorafgaand aan de mondelinge behandeling van onderhavig verzoekschrift behandeld.

Feiten

- [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn erkend door de vader.
- De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
- [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verblijven feitelijk bij de pleegouders.
- De kinderechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 juli 2024 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verlengd van 13 juli 2024 tot 23 juli 2025. Voorts heeft de kinderrechter de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg verlengd van 13 juli 2024 tot 13 januari 2025. Het verzoek is voor het overige aangehouden.

De verzoeken

Verzoeken moeder
De moeder heeft aan de kinderrechter op grond van artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek (BW) een geschil voorgelegd met betrekking tot de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
Het verzoek van de moeder strekt allereerst tot het bepalen van een zorgregeling, waarbij [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] iedere dinsdag uit school tot woensdagochtend en iedere vrijdag uit school tot zaterdag na het eten bij de moeder verblijven, althans een andere door de rechtbank in goede justitie vast te stellen zorgregeling. De moeder geeft aan dat het haar niet lukt om samen met de jeugdbeschermer een zorgregeling overeen te komen. Op grond van artikel 8 EVRM hebben de kinderen recht op family life met de moeder en hun pasgeboren broertje. Het is de moeder onduidelijk waarom zij de kinderen niet vaker mag zien, temeer omdat de vorige jeugdbeschermer de kinderen eerder dit jaar een week bij de moeder heeft laten verblijven. Bij dit omgangsmoment zijn er geen zorgen gesignaleerd over de opvoedsituatie bij de moeder. Er zijn volgens de moeder dan ook geen contra-indicaties voor uitbreiding van de zorgregeling.
Het verzoek van de moeder strekt verder tot het bepalen van de volgende zorgregeling voor de feestdagen:
  • 17 december 2024: de moeder haalt de kinderen uit school;
  • 18 december 2024: de moeder brengt de kinderen naar school, haalt hen op na het kerstdiner van [de minderjarige 2] en brengt de kinderen terug naar de pleegmoeder;
  • 20 december 2024: de moeder en haar partner halen de kinderen uit school en de kinderen blijven bij de moeder en haar partner slapen. De kinderen blijven tot
  • 25 december 2024: de kinderen blijven slapen bij de vader en zijn partner tot en met
De moeder verschilt van mening met de jeugdbeschermer over de invulling van de kerstvakantie. De pleegouders willen samen met de kinderen tijdens de kerstvakantie naar de Ardennen gaan. De moeder heeft al meerdere keren getracht hierover met de jeugdbeschermer in gesprek te gaan en te benadrukken dat zij de kinderen tijdens de feestdagen wil zien. De jeugdbeschermer staat dit echter niet toe en heeft toestemming aan de pleegouders gegeven om de kinderen mee te nemen naar de Ardennen. Hierbij wordt echter geen rekening gehouden met de belangen van de kinderen om omgang te hebben met de ouders en het broertje. De moeder benadrukt dat zij een vakantie van de pleegouders met de kinderen niet in de weg staat. De vakantieplannen van de grootouders zorgen er echter voor dat de huidige zorgregeling wordt doorkruist en dat de ouders de kinderen niet te zien krijgen tijdens de feestdagen. Het verschil van inzicht met de jeugdbeschermer is dusdanig uit de hand gelopen dat de jeugdbeschermer overweegt de kinderen over te plaatsen naar een neutraal pleeggezin.
Tot slot strekt het verzoek van de moeder ertoe om te bepalen dat de moeder in de gelegenheid wordt gesteld om aanwezig te zijn tijdens doksterbezoeken van de kinderen in het ziekenhuis, bij de huisarts, een artsenpraktijk of andere (para)medische behandelaren en dat de moeder hier tijdig van op de hoogte wordt gesteld (minstens drie dagen van te voren). Op dit moment wordt de moeder hier namelijk niet van op de hoogte gebracht terwijl zij belangrijke (medische) informatie kan verschaffen tijdens deze bezoeken. Het ligt voor de hand dat de gecertificeerde instelling hierin een actieve rol speelt en ervoor zorgt dat de moeder van belangrijke informatie wordt voorzien en dat zij bij de doktersbezoeken aanwezig is. De moeder stelt zich op het standpunt dat de verstoorde verstandhouding tussen de moeder en de pleegouders geen reden mag zijn om de moeder niet te betrekken bij de doktersbezoeken.
Zelfstandige verzoeken vader
De vader verzoekt bij wijze van zelfstandig verzoek op grond van artikel 1:262b jo. artikel 1:265g jo. 1:253a BW om vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader met ingang van januari 2025 en subsidiair voornoemd verzoek aan te houden in afwachting van de afronding van het perspectiefonderzoek. Verder verzoekt de vader de vaststelling van een zorgregeling voor de kerstvakantie, waarbij de kinderen van
25 december 2024 tot en met 31 december 2024 bij de vader verblijven. De moeder is welkom om, met haar partner, op tweede kerstdag bij de vader gezamenlijk te komen gourmetten. Van kerstavond tot en met 25 december 2024 verblijven de kinderen bij de pleegouders. Ter zitting heeft de vader aanvullend het volgende naar voren gebracht. De vader vindt het belangrijk dat de kinderen zowel de ouders als de pleegouders tijdens de feestdagen kunnen zien. De vader vindt het vreemd dat de gecertificeerde instelling het onderhavige standpunt heeft ingenomen terwijl de vakantie naar de Ardennen slechts een voorstel was van de pleegouders en niet reeds vaststond. De vader begrijpt verder niet waarom de kinderen niet een paar dagen langer bij de vader kunnen blijven. De kinderen logeren namelijk op 29, 30 en 31 december 2024 ook al bij de vader. Enerzijds begrijpt de vader dat er, vanwege het incident van drie jaar geleden, zorgen waren over de veiligheid van de kinderen bij de vader. Anderzijds is de vader nu drie jaar verder: hij heeft een begeleid omgangstraject positief afgerond en heeft inmiddels al een jaar lang ieder weekend onbegeleid contact met de kinderen. Daar komt bij dat het er op dit moment naar uitziet dat de uitkomst van het perspectiefonderzoek naar de mogelijkheid van plaatsing van de kinderen bij de vader positief zal zijn.

Verweer en overige standpunten

Door en namens de vader wordt primair verzocht om afwijzing van het verzoek van de moeder tot vaststelling van de zorgregeling en subsidiair dit verzoek aan te houden tot na afronding van het perspectiefonderzoek. In dit kader merkt de advocaat van de vader op dat de moeder haar verzoek had moeten baseren op artikel 1:265g BW. Verder refereert de vader zich aan het oordeel van de kinderrechter ten aanzien van de verzochte zorgregeling aangaande de kerstvakantie en de aanwezigheid van de moeder tijdens de doktersbezoeken. De vader spreekt wel nog zijn zorgen uit over eventuele overnachtingen van de kinderen bij de moeder. Ten aanzien van de doktersbezoeken vindt de vader het bovenal van belang dat de aanwezigheid van de moeder niet belastend is voor de kinderen. Ten slotte is van belang dat de verhouding tussen de moeder en de pleegmoeder niet (verder) wordt aangetast.
De pleegvader heeft ter zitting naar voren gebracht dat de pleegouders aan de jeugdbeschermer hun voornemen om tijdens de kerstvakantie naar de Ardennen te gaan hadden voorgelegd. De pleegouders wilden daarvoor alvast dingen gaan regelen en vroegen daarom, hoewel zij daartoe op zichzelf genomen niet verplicht waren, aan de jeugdbeschermer of de kinderen mee mochten. De jeugdbeschermer heeft daarvoor toestemming gegeven. De pleegvader heeft verder benadrukt dat het voor de kinderen belangrijk is dat de huidige zorgregeling wordt herzien en dat er, om de rust voor de kinderen zo goed mogelijk te bewaren, minder wisselmomenten zijn.
De gecertificeerde instelling verschilt met de moeder van mening over zowel de vormgeving van de zorgregeling als de invulling van de kerstvakantie. De gecertificeerde instelling kan zich wel vinden in het standpunt van de moeder dat het in het belang van de kinderen is dat er een nieuwe zorgregeling wordt vastgesteld. De huidige zorgregeling zorgt namelijk, vanwege de veelheid aan wisselmomenten, voor veel onrust, niet alleen voor de kinderen maar ook voor de andere betrokken partijen. De gecertificeerde instelling vindt het echter niet wenselijk dat er op dit moment door de kinderrechter een zorgregeling wordt vastgesteld, nu het perspectiefonderzoek bij beide ouders nog niet is afgerond. Afhankelijk van de uitkomsten van het perspectiefonderzoek zal gekeken worden hoe de zorgregeling het beste vormgegeven kan worden. De gecertificeerde instelling wil voorkomen dat er over een paar maanden weer een nieuwe regeling moet komen indien de kinderrechter nu een zorgregeling vaststelt. Dit zorgt opnieuw voor onrust. Ten aanzien van de kerstvakantie is de gecertificeerde instelling van mening dat het in het belang van de kinderen is dat zij samen met de pleegouders naar de Ardennen kunnen gaan. De gecertificeerde instelling begrijpt de wens van de moeder - en de vader - dat zij tijdens de kerstvakantie tijd kunnen doorbrengen met de kinderen. De kinderen zijn echter uithuisgeplaatst bij de pleegouders en verblijven daar nu al geruime tijd. Het is daarom belangrijk dat de pleegouders de mogelijkheid hebben om samen met de kinderen naar de Ardennen te gaan. Het veiligheidsaspect vormt ook een belangrijk onderdeel van de afweging van de gecertificeerde instelling. De zorgen over de thuissituatie bij de moeder zijn nog onverminderd aanwezig. Het perspectiefonderzoek bij de moeder moet nog starten en de resultaten hiervan zullen moeten worden afgewacht. De gecertificeerde instelling vindt het daarom geen goed idee als de kinderen tijdens de kerstvakantie bij de moeder verblijven.
De gecertificeerde instelling vindt het ook niet veilig genoeg als de kinderen tijdens de kerstvakantie bij de vader verblijven. Het perspectiefonderzoek bij de vader is tot nu toe weliswaar positief verlopen en het lijkt erop dat het ook positief zal worden afgerond, maar het eindgesprek vindt pas in januari 2025 plaats. De gecertificeerde instelling is daarom voorzichtig met het op voorhand trekken van conclusies. De gecertificeerde instelling heeft immers als primaire taak de veiligheid van de kinderen te waarborgen. Aangezien het perspectiefonderzoek bij de vader nog niet volledig is afgerond en er nog geen concreet plan ligt voor de stappen die gezet moeten worden indien de vader terugvalt in middelengebruik, stelt de gecertificeerde instelling zich op het standpunt dat de veiligheid van de kinderen nog onvoldoende gewaarborgd kan worden bij de vader thuis tijdens de feestdagen. Daarbij betrekt de gecertificeerde instelling het gegeven dat tijdens de feestdagen vaker alcohol genuttigd wordt waardoor de kans bestaat dat de vader juist dan een terugval krijgt. Daar komt bij dat de kinderen op dit moment verblijven bij de pleegouders en dat de kinderen het recht hebben om samen met de pleegouders met vakantie te gaan. Tot slot heeft de gecertificeerde instelling ten aanzien van de verzochte aanwezigheid van de moeder tijdens de doktersbezoeken aangegeven hier niet op tegen te zijn, mits de verhouding tussen de moeder en de pleegmoeder tijdens deze bezoeken goed is. De gecertificeerde instelling vindt het namelijk, mede vanwege het beladen karakter van doktersbezoeken, van belang dat deze bezoeken zo rustig mogelijk verlopen voor de kinderen.
Door en namens de moeder wordt ten aanzien van het zelfstandige verzoek van de vader tot wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen aangevoerd dat dit verzoek niet in de onderhavige procedure aanhangig had moeten worden gemaakt, maar in een familierechtelijke procedure. De kerstvakantieregeling zoals die door de vader wordt verzocht komt overeen met het door de moeder verzochte regeling voor de kerstvakantie.

Beoordeling

Op grond van artikel 1:262b BW kunnen geschillen die over de uitvoering van de ondertoezichtstelling gaan aan de kinderrechter worden voorgelegd door (onder meer) de met gezag belaste ouder. De kinderrechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt en probeert, voordat hij een beslissing neemt, tot een vergelijk te komen tussen de betrokkenen. De kinderrechter heeft een vergelijk tussen betrokkenen beproefd, maar stelt vast dat overeenstemming tussen betrokkenen niet op alle punten mogelijk is.
Kerstvakantie
De kinderrechter stelt ten aanzien van het verzoek van de moeder om een kerstvakantieregeling vast te stellen vast dat sprake is van een geschil dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreft. De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 21 mei 2021 (ECLI:NL:HR:2021:748) overwogen dat pleegouders voor het nemen van beslissingen over uitstapjes en vakanties met de minderjarige in beginsel geen toestemming van de met het gezag belaste ouders behoeven. Evenwel dient de gecertificeerde instelling te kunnen ingrijpen indien de uitvoering van een omgangsregeling van de minderjarige met de ouders met gezag wordt geraakt door een door de pleegouders voorgenomen uitstapje of vakantie met de minderjarige. De gecertificeerde instelling kan vervolgens toestemming verlenen of weigeren, met als uitgangspunt het belang van de minderjarige. De Hoge Raad overweegt daartoe dat de gecertificeerde instelling de taak heeft om toezicht uit te oefenen en aandacht te besteden aan het verbeteren van de mogelijkheden van de ouders met gezag om de minderjarige zelf te verzorgen en op te voeden, opdat de uithuisplaatsing niet langer duurt dan noodzakelijk. In dat kader heeft de gecertificeerde instelling de taak om ervoor te zorgen dat de omgangsregeling tussen de minderjarige en de ouder wordt nageleefd. Geschillen over een voorgenomen vakantie betreffen daarmee de uitvoering van de ondertoezichtstelling en kunnen aan de kinderrechter worden voorgelegd op grond van artikel 1:262b BW.
Naar het oordeel van de kinderrechter is in dit geval sprake van een geschil zoals hierboven omschreven. Er ligt een door betrokkenen onderling afgesproken zorgregeling en vast is komen te staan dat deze vaste omgangsmomenten niet door kunnen gaan wanneer de kinderen met de pleegouders meegaan naar de Ardennen. De uitvoering van de zorgregeling met de ouders wordt dan ook geraakt door deze (voorgenomen) vakantie. De gecertificeerde instelling heeft de pleegouders toestemming gegeven om met de kinderen tijdens de kerstvakantie naar de Ardennen te gaan. Beide ouders verzoeken nu - afzonderlijk van elkaar - een zorgregeling vast te stellen, waarbij de ouders het in ieder geval van belang vinden dat de kinderen van 25 december 2024 tot en met 31 december 2024 bij de vader verblijven. De moeder verzoekt aanvullend om de kinderen in de kerstvakantie vijf nachten bij haar te laten logeren. Hiermee ligt er een geschil, dat de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreft.
De kinderrechter vindt het in het belang van de kinderen wenselijk dat zij tijdens de feestdagen tijd kunnen doorbrengen met hun eigen ouders. Het is uiteindelijk ook de insteek dat de kinderen op termijn weer terug kunnen naar huis. Waar de kinderen uiteindelijk terechtkunnen en wanneer dat precies gaat plaatsvinden is op dit moment nog niet duidelijk. Gelet op de nog bestaande zorgen over de thuissituatie bij de moeder, vindt de kinderrechter het niet in het belang van de kinderen dat zij tijdens de kerstvakantie bij de moeder blijven logeren. Met betrekking tot de wens van ouders om de kinderen tijdens de kerstvakantie bij de vader te laten verblijven, overweegt de kinderrechter dat vaststaat dat de resultaten van het perspectiefonderzoek bij de vader positief zijn. Er zijn geen signalen dan wel zorgen naar voren gekomen op grond waarvan moet worden gevreesd dat de veiligheid van de kinderen bij de vader in het geding is. Anders dan de gecertificeerde instelling ziet de kinderrechter dan ook geen reden waarom de kinderen niet tijdens de kerstvakantie bij de vader kunnen verblijven. Hierin weegt de kinderrechter mee dat de vader recent geen terugvallen in middelengebruik heeft gehad. Dat er een kans is dat de vader juist tijdens de kerstperiode een terugval heeft aangezien in die periode vaker alcohol wordt genuttigd, vindt de kinderrechter bij de huidige stand van zaken niet aannemelijk. Ook weegt de kinderrechter mee dat de vader al geruime tijd onbegeleide omgang heeft met de kinderen in het weekend en dat uit deze omgangsmomenten geen zorgen over de veiligheid van de kinderen bij de vader naar voren zijn gekomen. Ten slotte vindt de kinderrechter van belang dat de kinderen sowieso al op 29, 30 en 31 december 2024 bij de vader zouden blijven logeren.
Gelet op vorenstaande overwegingen en gelet op de belangen van de kinderen om tijdens de feestdagen tijd met hun ouders te kunnen doorbrengen, stelt de kinderrechter - in afwijking van de geldende zorgregeling - voor de periode van 24 december 2024 tot en met 1 januari 2025 de volgende tijdelijke zorgregeling vast:
  • de kinderen verblijven van 24 december 2024 tot 25 december 2024 17.00 uur bij de grootouders vaderszijde;
  • de kinderen verblijven van 25 december 2024 17.00 uur tot 1 januari 2025 11.00 uur bij de vader, waarbij de moeder welkom is om op 26 december 2024 ’s avonds ten huize van de vader te komen eten;
  • de kinderen verblijven van 1 januari 2025 van 11.00 uur tot 19.00 uur bij de moeder.
Zorgregeling
De kinderrechter wijst het verzoek van de moeder tot vaststelling van een zorgregeling af en overweegt daartoe als volgt. Alle betrokkenen zijn het erover eens dat de huidige zorgregeling voor onrust zorgt en niet in het belang van de kinderen is. De kinderrechter vindt het echter niet in het belang van de kinderen dat er nu een nieuwe regeling wordt vastgesteld. Het is nog onduidelijk hoe de komende maanden eruit gaan zien en waar naartoe zal worden gewerkt. Dit is volledig afhankelijk van de resultaten van het perspectiefonderzoek bij beide ouders. Het is zeker niet ondenkbaar dat deze uitkomsten tot een wezenlijke verandering van de huidige situatie zullen leiden. Op dat moment moet dan opnieuw worden bezien welke zorgregeling het meest in het belang van de kinderen is. Dat betekent dat het op dit moment te vroeg is om een zorgregeling vast te stellen.
Doktersbezoeken
De kinderrechter wijst het verzoek van de moeder om haar in de gelegenheid te stellen om aanwezig te zijn tijdens doktersbezoeken van de kinderen af en overweegt hiertoe als volgt. De kinderrechter heeft ter zitting een vergelijk tussen de betrokkenen beproefd en stelt vast dat er overeenstemming tussen betrokkenen is bereikt. Gebleken is dat de vorige jeugdbeschermer onvoldoende heeft toegezien op de informatieverstrekking aan de moeder, waardoor zich recent een situatie heeft voorgedaan waarbij de moeder pas op de dag van een doktersbezoek hierover is ingelicht. De jeugdbeschermer die sinds kort betrokken is heeft ter zitting naar voren gebracht dat hij niet op voorhand tegen de aanwezigheid van de moeder bij doktersbezoeken is, maar heeft het belang benadrukt dat deze bezoeken voor de kinderen zo rustig en onbelast mogelijk moeten plaatsvinden. De kinderrechter vindt het evenals de gecertificeerde instelling belangrijk dat de bezoeken voor de kinderen op een zo rustig mogelijke manier plaatsvinden en heeft er vertrouwen in dat het de moeder en de pleegouders lukt de kinderen tijdens doktersbezoeken niet met eventuele spanningen te belasten. Aangezien er ten aanzien van dit verzoek een vergelijk is beproefd waarna overeenstemming is bereikt, zal de kinderrechter voornoemd verzoek afwijzen.
Hoofdverblijfplaats kinderen
De kinderrechter wijst het zelfstandig verzoek van de vader tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen af nu dit een verzoek is dat niet in het kader van de onderhavige procedure kan worden gedaan, maar bij de familierechter moet worden aangebracht. Ten overvloede overweegt de kinderrechter in dat verband nog dat er zich naar verwachting, afhankelijk van de uitkomsten van het perspectiefonderzoek, de komende maanden allerlei ontwikkelingen zullen voordoen. Het is belangrijk dat het perspectiefonderzoek wordt afgewacht alvorens er beslissingen genomen kunnen worden ten aanzien van een eventuele wijziging van de hoofdverblijfplaats van de kinderen. Dat betekent dat, zo dit verzoek in de onderhavige procedure al aan de orde zou hebben kunnen komen, dit niet het moment zou zijn om daarover een beslissing te nemen.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt - in afwijking van de geldende zorgregeling - voor de periode van 24 december 2024 tot en met 1 januari 2025 de volgende tijdelijke zorgregeling vast:
  • de kinderen verblijven van 24 december 2024 tot 25 december 2024 17.00 uur bij de grootouders vaderszijde;
  • de kinderen verblijven van 25 december 2024 17.00 uur tot 1 januari 2025 11.00 uur bij de vader, waarbij de moeder welkom is om op 26 december 2024 ’s avonds ten huize van de vader te komen eten;
  • de kinderen verblijven van 1 januari 2025 van 11.00 uur tot 19.00 uur bij de moeder;
  • wijst zowel het namens de vader als het namens de moeder meer of anders verzochte af;
wijst het verzoek namens de moeder tot wijziging van de omgangsregeling af;
wijst het verzoek namens de moeder om in de gelegenheid te worden gesteld om aanwezig te zijn bij doktersbezoeken van de kinderen in het ziekenhuis of bij de huisarts of artsenpraktijk of andere (para)medische behandelaars af;
wijst het verzoek namens de vader tot vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader af;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking in het openbaar uitgesproken op 20 december 2024 door mr. E.E. Schotte, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.W.E. van Reisen als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 18 januari 2025.
Ingevolge artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering staat tegen deze beslissing geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.