In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. A.H. Hekman, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft zijn aanvraag op 7 maart 2023 ingediend, en de minister had uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. De termijn is echter verlengd met negen maanden op basis van WBV 2023/3. Eiser heeft de minister op 13 september 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank het beroep kennelijk gegrond verklaart.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank legt de minister een beslistermijn op van zestien weken om alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens wordt de minister opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een gehoor af te nemen en binnen acht weken daarna het besluit bekend te maken. De rechtbank verbindt aan het niet naleven van deze termijn een dwangsom van € 100,- per dag, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 437,50 toegekend, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld voor het indienen van het beroepschrift.
De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 25 oktober 2024. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en de minister opgedragen om binnen de gestelde termijnen alsnog een besluit te nemen.