In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat er niet tijdig is beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft zijn aanvraag op 31 mei 2023 ingediend, en de minister had uiterlijk binnen zes maanden moeten beslissen. Deze termijn is echter verlengd met negen maanden op basis van WBV 2023/3. Eiser heeft de minister op 6 september 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank heeft het beroep daarom kennelijk gegrond verklaard.
De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank legt de minister een termijn van zestien weken op om alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Daarnaast moet de minister binnen acht weken na de uitspraak een nader gehoor afnemen en binnen acht weken daarna het besluit bekendmaken. De rechtbank heeft ook bepaald dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de minister moet worden betaald. De rechtbank heeft dit bedrag vastgesteld op € 437,50, rekening houdend met de inschakeling van een professionele juridische hulpverlener. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 25 oktober 2024.