In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 februari 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker afgewezen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de verlenging van de weigering van bijstand of vertegenwoordiging door de Nationale ombudsman in het kader van de Wet open overheid (Woo). De oorspronkelijke weigering was op 25 juli 2023 opgelegd en met een besluit van 24 januari 2024 met zes maanden verlengd. Verzoeker stelde dat deze verlenging onrechtmatig was en onvoldoende gemotiveerd. De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang van verzoeker niet voldoende was om de voorlopige voorziening toe te wijzen, aangezien de Woo-verzoeken die verzoeker als gemachtigde begeleidt niet bijzonder spoedeisend zijn en verzoeker niet financieel afhankelijk is van het voeren van die procedures. De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van de Nationale ombudsman zwaarder wegen, gezien de mogelijke procedures die voortvloeien uit het vermeende misbruik van recht door verzoeker. De voorzieningenrechter heeft zich beperkt tot een belangenafweging en heeft geen inhoudelijk oordeel gegeven over de rechtmatigheid van het bestreden besluit. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.