ECLI:NL:RBDHA:2024:22965

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
24_6064
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake openbaarmaking bedrijfsadressen onder de Wet open overheid

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 oktober 2024, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Het verzoekster, een vereniging die opkomt voor de belangen van agrarische ondernemers, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur om bedrijfsadressen openbaar te maken die zijn aangemeld voor het legalisatieprogramma PAS-meldingen. Verzoekster stelde dat de openbaarmaking een inbreuk op de privacy van de betrokken agrariërs zou zijn en dat de minister onzorgvuldig had gehandeld door niet alle belanghebbenden individueel te informeren over het voornemen tot openbaarmaking.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster als belanghebbende kan worden aangemerkt en dat er een spoedeisend belang is bij de gevraagde voorziening. Echter, de rechter concludeerde dat het bestreden besluit niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt, maar als feitelijk handelen. Dit betekent dat er geen bezwaar kon worden gemaakt tegen de beslissing op het Woo-verzoek, en dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wees het verzoek af en stelde dat verzoekster het griffierecht niet terugkrijgt en dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/6064

uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 oktober 2024 in de zaak tussen

de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid [verzoekster], statutair gevestigd in [vestigingsplaats] , verzoekster
(gemachtigde: mr. J.A. Huijgen),
en

de minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, verweerder

(gemachtigde: mr. P.J. Kooiman).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
de coöperatie [bedrijfsnaam] U.A.uit Nijmegen ( [bedrijfsnaam] )
(gemachtigde: S. van Uffelen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van 28 juni 2024 (bestreden besluit) tot openbaarmaking op grond van de Wet open overheid (Woo) van alle bedrijfsadressen die bij Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zijn aangemeld voor het legalisatieprogramma PAS-meldingen.
1.1.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningenrechter gevraagd het besluit te schorsen tot zes weken nadat de beslissing op bezwaar is genomen.
1.2.
Verweerder heeft de openbaarmaking van de informatie overeenkomstig artikel 4.4, vijfde lid, van de Woo opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
1.3.
Verweerder heeft het document waarover het geschil gaat aan de rechtbank toegestuurd met een beroep op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De voorzieningenrechter heeft van dit document kennisgenomen. De toestemming om dit te doen is van rechtswege verleend. [1]
1.4.
[bedrijfsnaam] heeft een schriftelijke reactie op het verzoek gegeven.
1.5.
Verweerder heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
1.6.
[bedrijfsnaam] heeft naar aanleiding van het verweerschrift nog een nadere reactie gegeven.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Omdat het verzoek kennelijk ongegrond is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk ongegrond is. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
3. [bedrijfsnaam] heeft bij verweerder een verzoek ingediend om informatie openbaar te maken op basis van de Woo. [bedrijfsnaam] vraagt om alle bedrijfsadressen die bij de RVO zijn aangemeld voor het legalisatieprogramma PAS-meldingen. Het verzoek gaat over locaties waar stoffen in het milieu worden gebracht. Verweerder heeft besloten aan het verzoek tegemoet te komen en de gevraagde informatie, die is weergegeven in het document ‘Overzicht Inrichtingslocaties PAS-legalisatiemelders’, openbaar te maken. Verweerder heeft toegelicht dat de gegevens waarom is gevraagd bedrijfsgegevens zijn die door de betreffende ondernemers vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld en volgens artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woo in principe worden beschermd tegen openbaarmaking, maar dat bedrijfsadressen die bij de RVO zijn aangemeld voor het legalisatie-programma PAS-meldingen moeten worden aangemerkt als emissiegegevens. Deze gegevens geven namelijk informatie over de mate waarin een bedrijf het milieu belast. Volgens artikel 5.1, zevende lid, van de Woo is de uitzonderingsgrond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder c, niet van toepassing op milieu-informatie die betrekking heeft op emissies in het milieu. Verzoekster is het niet eens met de openbaarmaking zoals verweerder die voor ogen heeft.
Wat vindt verzoekster?
4.1.
Volgens verzoekster heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld bij het informeren van derde-belanghebbenden over het verzoek om informatie. Het verzoek gaat om informatie van 2.472 derden (PAS-melders). Verweerder heeft door middel van een publicatie in de Staatscourant de derde-belanghebbenden de mogelijkheid geboden om te reageren op het voornemen tot openbaarmaking van de informatie. Hiermee heeft verweerder volgens verzoekster in strijd gehandeld met artikel 3.1, derde lid, van de Woo en artikel 3.3, vijfde lid, aanhef en onder h, van de Woo. Verweerder heeft nagelaten om (derde-)belanghebbenden expliciet en rechtstreeks te informeren over het voornemen tot openbaarmaking van de documenten. Zij zijn niet tijdig geïnformeerd en hebben om die reden niet tijdig een zienswijze kunnen indienen. Verzoekster stelt zich op het standpunt dat verweerder niet heeft kunnen volstaan met uitsluitend een publicatie in de Staatscourant. Zij had in ieder geval schriftelijk tijdig op de hoogte moeten worden gesteld van het voornemen tot openbaarmaking. Alle 2.472 derde-belanghebbenden zijn bij de RVO bekend zodat er geen praktische bezwaren zijn om hen individueel aan te schrijven.
Verzoekster is via derde-belanghebbenden op de hoogte gesteld van het voornemen tot openbaarmaking. Zij hebben verzoekster - als belangenbehartiger en vertegenwoordiger van agrarische ondernemers - na publicatie van het bestreden besluit laten weten de termijn voor het indienen van de zienswijzen gemist te hebben en alsnog een zienswijze in te willen dienen.
4.2.
Verder is het volgens verzoekster goed gebruik en gewoonte dat de RVO verzoekster – als belangenbehartiger en vertegenwoordiger van agrarische ondernemers – tijdig en via de juiste wijze van publicatie informeert met betrekking tot Woo-verzoeken die betrekking hebben op (een groot aantal) van leden van regionale [verzoekster] -organisaties. Dit biedt verzoekster de gelegenheid om leden zelf actief te informeren en bij te staan bij het indienen van zienswijzen. Verzoekster is daartoe gemandateerd door de regionale ledenorganisaties [organisatie 1] , [organisatie 2] en [organisatie 3] . Deze stap is overgeslagen.
4.3.
Daarnaast voert verzoekster aan dat vele honderden boerengezinnen vijf jaar na de PAS-uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) nog altijd in permanente onzekerheid leven. Gezinnen die vrijwel altijd op hun bedrijfslocatie wonen en leven. Het openbaar maken van deze bedrijfsadressen is een grote en vergaande inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer. Mede gelet op de grote belangen van een zeer grote groep agrarisch ondernemers die wordt geraakt door het bestreden besluit, is het van belang dat het besluit zorgvuldig wordt voorbereid en op adequate wijze rekening wordt gehouden met het juiste wettelijk kader en alle belangen die aan de orde zijn.
Wat vindt verweerder van het verzoek?
5. In reactie op het verzoekschrift brengt verweerder naar voren dat het verzoek om informatie ziet op de adressen van ruim 2400 ondernemingen. In een dergelijk geval is in volgens verweerder niet noodzakelijk om elke veehouder individueel te benaderen. Het feit dat adressen van alle zogenaamde PAS-melders al eerder openbaar gemaakt zijn heeft bij de afweging een rol gespeeld. Verweerder wijst hierbij op de uitspraak van de Afdeling van
27 januari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:153). Bij het onderhavige verzoek gaat het om openbaarmaking van een deel van de al eerder openbaar gemaakte adressen in een andere context. Verweerder stelt zich daarom op het standpunt dat het in dit geval niet onzorgvuldig was om te volstaan met een publicatie in de Staatscourant.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
Is verzoekster belanghebbende?
6.1.
[bedrijfsnaam] heeft in haar reactie op het verzoekschrift onder andere de belanghebbendheid van verzoekster ter discussie gesteld. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, in samenhang met artikel 1:2, derde lid, van de Awb bij het bestreden besluit. Verzoekster komt op voor de belangen van haar leden en dat zijn agrariërs die veelal ook een PAS-melding hebben gedaan. [2] . Zij komt daarmee op voor een collectief belang.
Heeft verzoekster een spoedeisend belang?
6.2.
Verzoekster heeft een voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening. Zonder de gevraagde voorziening is het mogelijk de gevraagde gegevens openbaar te maken, wat onomkeerbaar is.
6.3.
De volgende vraag is of het bestreden besluit van verweerder naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter rechtmatig is. Als de voorzieningenrechter geen twijfel heeft over de rechtmatigheid van het besluit, zal het algemene belang bij openbaarmaking van de stukken zonder nodeloze vertraging, de doorslag geven.
Is sprake van een besluit?
6.4.
Niet in geschil is dat de bedrijfsadressen waar het in deze zaak om gaat al naar aanleiding van een ander verzoek tot openbaarmaking als zijnde milieu-informatie met betrekking tot emissies openbaar zijn gemaakt. Volgens vaste jurisprudentie kunnen eenmaal openbaar gemaakte gegevens niet nogmaals openbaar worden gemaakt. Het enkele feit dat sprake is van een andere context, maakt dit niet anders. Feit blijft dat verweerder ter beantwoording van het gedane Woo-verzoek kon verwijzen naar (een deel van de) de al eerder openbaar gemaakte gegevens. Nu hierdoor geen nieuw of ander rechtsgevolg ontstaat, is geen sprake van een besluit in de zin van de Awb, maar van feitelijk handelen. Dit maakt dat vanuit de Woo ook geen verplichting bestond om belanghebbenden hierover op een bepaalde wijze te informeren, ook al is dit vanuit een oogpunt van transparantie en zorgvuldigheid wellicht wenselijk.
6.5.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat geen bezwaar kon worden gemaakt tegen de beslissing op het Woo-verzoek. Dit betekent dat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft, zij het op een andere grond dan verweerder heeft aangevoerd. Er bestaat daarom geen aanleiding een voorlopige voorziening te treffen.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Verzoekster krijgt het door haar betaalde griffierecht niet terug en voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 oktober 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:29, zesde lid, van de Awb.
2.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:128)