ECLI:NL:RBDHA:2024:22991
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van aanvragen om afgifte van een mvv op basis van artikel 8 EVRM met betrekking tot familie- en gezinsleven
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen om afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De aanvragen zijn afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 31 januari 2022, en het bezwaar van eisers is bij besluit van 10 april 2024 eveneens afgewezen. Eisers, een moeder en haar minderjarige neefje, hebben aangevoerd dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie met de referent, de zoon van eiseres. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn en dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM niet nodig was. De rechtbank concludeert dat de minister op goede gronden heeft geoordeeld dat er geen hechte persoonlijke banden zijn tussen eiser en referent, en dat de aanvragen om afgifte van een mvv terecht zijn afgewezen. De beroepen zijn ongegrond verklaard, en eisers krijgen geen proceskostenvergoeding.