ECLI:NL:RBDHA:2024:22991

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2024
Publicatiedatum
5 februari 2025
Zaaknummer
NL24.19921 en NL24.19224
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van aanvragen om afgifte van een mvv op basis van artikel 8 EVRM met betrekking tot familie- en gezinsleven

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen om afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De aanvragen zijn afgewezen door de minister van Asiel en Migratie op 31 januari 2022, en het bezwaar van eisers is bij besluit van 10 april 2024 eveneens afgewezen. Eisers, een moeder en haar minderjarige neefje, hebben aangevoerd dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie met de referent, de zoon van eiseres. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid zijn en dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM niet nodig was. De rechtbank concludeert dat de minister op goede gronden heeft geoordeeld dat er geen hechte persoonlijke banden zijn tussen eiser en referent, en dat de aanvragen om afgifte van een mvv terecht zijn afgewezen. De beroepen zijn ongegrond verklaard, en eisers krijgen geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.19921 en NL24.19924

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[eiseres] , V-nummer: [v-nummer 1] , eiseres

alsmede

[eiser] , V-nummer: [v-nummer 2] , eiser(hierna gezamenlijk: eisers)

(gemachtigde: mr. E. El-Sharkawi),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. K. Kana).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen om afgifte van een mvv. [1]
1.1.
Verweerder heeft deze aanvragen met het besluit van 31 januari 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 10 april 2024 op het bezwaar van eisers is verweerder bij de afwijzing van de aanvragen gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep met zaaknummer NL24.19921 gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep met zaaknummer NL24.19921 op 26 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent, de gemachtigde van eisers, A. Toma als tolk en de gemachtigde van verweerder. De rechtbank heeft het beroep met zaaknummer NL24.19924 op 17 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent, de gemachtigde van eisers, N. Chéhadé als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum 1] 1947 en heeft de Syrische nationaliteit. Eiser is het minderjarige neefje van eiseres. Hij is geboren op [geboortedatum 2] 2012 en heeft ook de Syrische nationaliteit. Eisers hebben op 18 juli 2022 een aanvraag gedaan om afgifte van een mvv voor het doel ‘verblijf bij familie- of gezinslid’ bij [referent] (referent). Referent is de zoon van eiseres.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eisers afgewezen, omdat tussen eisers en referent geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Verder is de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM [2] in het nadeel van eisers uitgevallen.
Wat vinden eisers in beroep?
4. Eisers kunnen zich niet vinden in het besluit en voeren kort samengevat het volgende aan. Tussen eiseres en referent is wel sprake van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Verweerder werpt ten onrechte tegen dat eiseres al geruime tijd niet meer samenwoont met referent. Eiseres heeft er bewust voor gekozen in Syrië te blijven wonen aangezien haar echtgenoot en kinderen destijds in Syrië verbleven. Nu haar echtgenoot is overleden, zij op leeftijd is en er geen andere familieleden meer in Syrië verblijven, dient zij de kans te krijgen gezinsleven met referent uit te oefenen. Eiseres is ook financieel afhankelijk van referent, omdat zij door referent wordt onderhouden sinds het overlijden van haar echtgenoot. Het is voor eiseres namelijk niet mogelijk om arbeid te verrichten en er bestaan geen sociale voorzieningen in Syrië. Daarbij is van belang dat verweerder niet heeft betwist dat eiseres lijdt aan een coronaire hartziekte en een hoge bloeddruk. Verweerder werpt daarnaast ten onrechte tegen dat eiseres de emotionele band met haar zoon niet heeft onderbouwd en dat deze band niet zo bijzonder is dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Een emotionele band tussen een moeder en haar zoon behoeft geen bewijs. Die bestaat van nature. Nu wel sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, heeft verweerder ten onrechte geen belangenafweging gemaakt. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat geen sprake is van hechte persoonlijke banden tussen eiser en referent. Verweerder hecht teveel waarde aan de omstandigheid dat eiser en referent nooit hebben samengewoond, omdat dit het gevolg is van overmacht door oorlogsomstandigheden. Er is verder wel degelijk sprake is van een emotionele band die het gebruikelijke overstijgt. Eiser beschouwt referent als zijn vader en andersom. Bovendien ondersteunt referent eiser financieel. Ook hieruit volgt dat sprake is van hechte persoonlijke banden. Omdat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat geen sprake is van hechte persoonlijke banden is ook ten onrechte geen belangenafweging gemaakt.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Bijkomende elementen van afhankelijkheid
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referent. Daarbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiseres en referent al sinds 2011 een eigen gezinsleven onderhouden. Dat de situatie van eiseres inmiddels is veranderd door het overlijden van haar echtgenoot doet er niet aan af dat verweerder deze omstandigheid heeft mogen meewegen in de beoordeling of sprake is van een meer dan gebruikelijk afhankelijkheidsrelatie. Verweerder heeft daarnaast van belang mogen vinden dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij financieel wordt ondersteund door referent omdat zij hier geen enkele onderbouwing van heeft overgelegd en referent enerzijds tijdens de hoorzitting heeft verklaard dat hij geen financiële ondersteuning biedt, omdat dit niet mogelijk is en dat hij anderzijds aanvoert dat hij wel financiële ondersteuning biedt. Verweerder heeft niet hoeven volgen dat de verklaringen van referent niet tegenstrijdig zijn omdat hij bedoelde te zeggen dat het niet mogelijk is om op legale wijze geld te sturen. Referent heeft namelijk ook tijdens de hoorzitting verklaard dat hij nog geen manier heeft gevonden om geld te sturen naar eisers en dat eisers op dat moment konden overleven door een auto en een stuk grond te verkopen. [3] Ten aanzien van de gezondheidstoestand van eiseres heeft verweerder weliswaar aangenomen dat zij lijdt aan een coronaire hartziekte en een hoge bloeddruk. Niet is echter onderbouwd dat eiseres door haar gezondheidstoestand meer dan gebruikelijk afhankelijk is van de zorg van referent. Het hebben van een goede band en regelmatig (telefonisch) contact maakt verder niet dat de band tussen eiseres en referent als meer dan gebruikelijk moet worden aangemerkt. Verweerder heeft daarom ook kunnen concluderen dat niet is gebleken van een emotionele band die de gebruikelijke band tussen ouders en kinderen overstijgt.
Hechte persoonlijke banden
6. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van hechte persoonlijke banden tussen eiser en referent. Daarbij heeft verweerder kunnen betrekken dat eiser en referent nooit hebben samengewoond en elkaar ook amper in het echt hebben ontmoet. Uit de verklaringen van referent volgt namelijk dat hij eiser eenmaal heeft gezien als baby en daarna nog één keer heeft ontmoet in 2014 toen hij nog in Libanon verbleef. Referent heeft eiser daarna nooit meer in het echt ontmoet. Sinds 2017 verblijft referent in Nederland en heeft hij telefonisch contact met eiser. De intensiteit daarvan is echter niet duidelijk geworden, omdat dit niet is onderbouwd. Bovendien heeft verweerder er terecht op gewezen dat telefonisch contact op zichzelf niet voldoende is om aan te nemen dat er sprake is van een meer dan gebruikelijke omgang. Eisers stelling dat hij niet samenwoont met referent vanwege oorlogsomstandigheden maakt het voorgaande niet anders. Of sprake is van hechte persoonlijke banden vereist namelijk een beoordeling van de feitelijke situatie. Omdat eiser en referent niet eerder hebben samengewoond, is de stelling dat zij alleen vanwege oorlogsomstandigheden niet samenwonen bovendien speculatief. Ook heeft verweerder kunnen betrekken dat niet is gebleken dat referent een ouderrol vervult voor eiser. Uit de verklaringen van referent blijkt namelijk dat eiseres de zorg voor eiser van zijn biologische ouders heeft overgenomen. Eiser behoort dus tot het gezin van eiseres waardoor eiser niet gevolgd kan worden in het betoog dat hij behoort tot de kern van het gezin van referent. Dat eiseres niet meer voor eiser zou kunnen zorgen is verder niet relevant voor de beoordeling van de vraag of sprake is van hechte persoonlijke banden tussen eiser en referent. Dat referent zich verantwoordelijk voelt voor eiser en dat eiser en referent een emotionele band hebben, is begrijpelijk, maar heeft verweerder onvoldoende mogen vinden om van hechte persoonlijke banden te spreken. Zoals overwogen onder 5 is ook de financiële ondersteuning onvoldoende onderbouwd. Dat referent tijdelijke voogdij over eiser zou hebben verkregen maakt het voorgaande niet anders omdat hier alleen uit blijkt dat er een juridische relatie bestaat tussen eiser en referent. Zoals hiervoor overwogen moet de vraag of sprake is van hechte persoonlijke banden worden beoordeeld aan de hand van de feitelijke situatie.
Belangenafweging
7. Uit recente rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [4] volgt dat verweerder mag volstaan met de vaststelling dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid of hechte persoonlijke banden tussen een vreemdeling en referent bestaan, als verweerder daarbij alle relevante individuele aspecten heeft betrokken. Verweerder hoeft in dat geval niet de belangen van de Nederlandse staat af te wegen tegen de belangen van de betrokken vreemdeling. Gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen onder 5 en 6, heeft verweerder alle relevante individuele aspecten betrokken en daaruit kunnen concluderen dat er geen sprake is van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM tussen eisers en referent. Verweerder heeft daarom geen belangenafweging hoeven maken.
Toestemming biologische moeder
8. Nu verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van hechte persoonlijke banden tussen eiser en referent en verweerder ook niet gehouden was een belangenafweging te maken in het kader van artikel 8 van het EVRM, behoeven de gronden die zich richten tegen de toestemmingsverklaring van de biologische moeder van eiser geen verdere bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

9. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvragen tot afgifte van een mvv op goede gronden heeft afgewezen.
10. Eisers krijgen daarom geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian, rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Zie pagina 6 van het verslag gehoor ambtelijke commissie.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188.